Die ander zou eens wat beter zijn best moeten doen. Je cliënt moet zichzelf van de bank trekken, je partner mag wel eens wat vaker uit zichzelf de vaatwasser uitruimen en je collega kan toch ook wel zelf bedenken dat de administratie bijgewerkt moet worden? Het is makkelijk om naar de ander te wijzen als diegene niet doet wat wij zouden willen. Dan is het goed om wat begrip te hebben voor die ander. Maar het is óók interessant om motivatie wat beter te begrijpen. Want wat blijkt? Iemands motivatie wordt behoorlijk beïnvloed door de omgeving. En wij zijn zelf de omgeving van de ander.
Noodzakelijke behoeftes voor sterke motivatie
Tientallen jaren onderzoek toont aan dat wij mensen drie psychologische basisbehoeftes hebben: autonomie, verbondenheid en competentie. Die worden door onderzoekers Edward Deci & Richard Ryan sociale voedingsstoffen genoemd. Vergelijk het met een boom: als we voldoende voedingsstoffen krijgen, zijn we meer intrinsiek gemotiveerd, kunnen we onszelf meer ontwikkelen en zijn we gelukkiger – we bloeien, floreren.
‘Autonomie, verbondenheid en competentie zijn psychologische basisbehoeftes die elk mens nodig heeft.’
De omgeving speelt een belangrijke rol in deze basisbehoeftes. Het kan ze stimuleren of juist belemmeren. Denk maar aan een baas die allerlei dwingende eisen stelt aan je administratie of juist ruimte biedt om je werk zelf in te richten (autonomie). Of een team waarin iedereen langs elkaar heen werkt of juist regelmatig bijpraat en waardering uitspreekt (verbondenheid). De omgeving kan ook zorgen voor enorm ingewikkeld, complex of onvoorspelbaar werk op je bord, of juist goede begeleiding bieden zodat je je werk aan kunt (competentie).
Creëer een goede basis voor motivatie
Hoe zit dat dan met die mensen die jij in beweging zou willen krijgen? Natuurlijk, mensen kunnen om allerlei redenen niet gemotiveerd zijn (daarover meer in de column: Geen motivatie?). Daar kun je niet altijd wat aan doen. Een belangrijk factor waar jij echter wél invloed op hebt, is de mate waarin jij de autonomie, verbondenheid en competentie van de ander ondersteunt.
Autonomie
Vraag de ander eens wat diegene wil doen. ‘Wat vind jij nu leuk of belangrijk om te doen?’ Of leg uit waarom datgene wat jij wilt zo belangrijk is (en laat het aan de ander of diegene het daar mee eens is). Autonomie betekent niet ‘doen waar je zin in hebt’, maar vooral dat we ons niet gedwongen willen voelen om iets te doen wat we niet willen.
Verbondenheid
Laat de ander merken dat je diegene ziet en ook waardeert als mens. Er is veel geschreven over het belang van de relatie in therapie. Wat blijkt, cliënten die het idee hebben dat hun therapeut ze mag, boeken betere resultaten.
Competentie
Onderzoek samen of de ander vertrouwen heeft in diens eigen kunnen om de opdracht uit te voeren. Becomplimenteer de ander in sterke kanten, leer de ander hoe het werkt of laat de ander een goed stappenplan uitwerken.
Let it go
Als (stukje van) de omgeving kun je bijdragen aan de motivatie van de ander. Je kunt die motivatie alleen niet zomaar een bepaalde kant op sturen. Als je de ander oprecht wilt steunen, hoort daar ook wat loslaten bij. Let it go.