Hoewel we evolutionair gemaakt zijn om sterker te reageren op iets negatiefs, zorgt dat vaak niet voor de motivatie om ons gedrag op positieve wijze te veranderen. Stel je eens voor dat je bij de koffieautomaat met elkaar praat over waar je trots op bent of wat je graag zou willen bereiken, in plaats van die saaie meeting of vervelende klant? Hierdoor versterk je het gevoel bij je collega’s en bij jezelf om te leren en te groeien, waardoor er een gezonde balans tussen positief en negatief gedrag ontstaat. Dit is waar het bij de positieve psychologie om draait. In dit artikel lees je meer over het ontstaan en de aanpak van positieve psychologie.
Veerkracht, compassie en welbevinden
Positieve psychologie is een paraplubegrip geworden waarmee het voorheen versnipperde onderzoek naar bijvoorbeeld positieve emoties, talent, veerkracht en welbevinden meer zichtbaarheid krijgt. Dit onderzoek vindt plaats bij ‘gezonde’ mensen, maar ook bij mensen met psychische klachten. Want de diagnostische blik kan over het hoofd zien wat er nog goed gaat bij mensen met klachten. Door de focus te verleggen van klacht naar kracht boekt positieve psychologie waardevolle winst. Zo heeft de positieve psychologie waardevolle bijdragen geleverd op het gebied van veerkracht, posttraumatische groei en zelfcompassie. Naast een duidelijke wetenschappelijke basis is de positieve psychologie ook direct opgepakt door de praktijk. Methodes die soms veel ouder zijn dan de positieve psychologie werden opeens wetenschappelijk onderbouwd.
Ontstaan van de positieve psychologie
Al sinds de oudheid houden mensen zich bezig met hoe mensen werken. De filosofische vraag ‘hoe werken mensen’ werd als snel vervangen door de dominante vraag binnen de psychologie: ‘wat is er mis met sommige mensen en hoe lossen we dat op?’ Van Freudiaanse psychoanalyse tot de cognitieve gedragstherapie in de jaren vijftig: met meer wetenschappelijke onderbouwing werd er steeds beter onderzocht hoe mensen met allerhande psychische klachten geholpen konden worden. De humanistische psychologie met bekende psychologen als Abraham Maslow probeerde een tegenwicht te bieden, maar zij verkozen het werk buiten de kwantitatieve wetenschap. Daarmee lag de focus van de wetenschappelijke psychologie voor een flink deel op wat er mis kan zijn bij mensen. Ook op andere psychologische terreinen, zoals management en onderwijs, is de aandacht vaak gevestigd op problemen.
De balans moest hersteld worden, zo concludeerde Martin Seligman aan het einde van de twintigste eeuw. De toenmalige voorzitter van de American Psychological Association (APA) richtte het vakgebied van de positieve psychologie op. Belangrijke onderzoeksvragen die veelal op de achtergrond geraakt waren, kregen daarin een centrale plek: wat maakt mensen gelukkig? Wanneer functioneren mensen optimaal? Hoe ontwikkelt iemand zijn talenten? De intentie was niet om bestaande theorie en behandelmethoden te vervangen, maar om er een evenwichtige aanvulling op te bieden.
De aanpak van positieve psychologie
In positieve psychologie komt de aanpak vaak neer op de volgende drie onderdelen:
- Erkennen wat er mis is
Ook in de positieve psychologie geef je nog steeds erkenning voor wat er mis is. Als een cliënt of organisatie met een groot probleem binnenkomt, dan leef je mee. Het probleem is echter niet het focuspunt van de therapie of interventie. - Bekrachtigen van wat goed is
Naast praten over wat er mis is, bied je met positieve psychologie ook ruimte voor wat wél goed gaat. Je vraagt bijvoorbeeld naar momenten van welbevinden, naar sterke kanten, naar hoe iemand het lukt om dit vol te houden, et cetera. Als iemand last heeft van een probleem, zien ze soms alleen nog dat probleem. Vragen naar wat wel goed gaat, verbreedt de blik weer. - Werken naar datgene wat wel gewenst is
Daarnaast help je mensen om te formuleren wat ze wél zouden willen. Veel mensen vragen hulp om ergens vanaf te komen: roken, stress of een negatieve sfeer. Door na te denken over wat je in de plaats daarvan wilt, wordt de gewenste toekomst levendiger. Dat helpt je om ernaartoe te werken. Vervolgens kun je vragen naar mogelijke obstakels en (met behulp van wat al goed gaat) kijken hoe iemand daarnaartoe kan werken.