Als er iets gebeurt wat buiten je macht ligt, dan kan je dat als volwassene vaak wat makkelijker relativeren met de bekende uitspraak: ‘Het is wat het is.’ Maar hoe leg je dit uit aan kinderen die nog moeten leren omgaan met dingen die niet altijd lopen zoals ze verwachten? Als psycholoog Tamar Black in haar sessie een kind hoort zeggen: ‘Ik kan er niet tegen om me zo te voelen, ik wou dat het wegging,’ stelt ze voor de therapie te beginnen met de oefening Laat het er zijn.
Deze tekst is afkomstig uit het boek ACT met kinderen, hoofdstuk 3: ‘Laat het er zijn en laat het los’ en is op enkele plekken aangepast door de redactie van Boom Psychologie & Psychiatrie.
Laat het er zijn introduceren
Met laat het er zijn wordt bedoeld dat we persoonlijke ervaringen – zoals pijnlijke of moeilijke gedachten, gevoelens, emoties, herinneringen en lichamelijke sensaties – er gewoon laten zijn, zonder te proberen om er iets aan te doen – denk aan ze vermijden, ze vervangen of op zoek gaan naar bewijs ervoor of ertegen. Wanneer we niet proberen om iets aan die ervaringen te doen, laten we ze er gewoon zijn. Vaak heeft een kind tot nu toe erg zijn best gedaan om (soms samen met een goedbedoelende ouder) alles te doen wat in zijn vermogen ligt om van het probleem af te komen of het te vermijden. Laat het er zijn is dan de juiste plek om te beginnen. Deze oefening is misschien wel het tegenovergestelde van wat het kind tot nu toe heeft gedaan (en soms het tegenovergestelde van wat de ouder heeft geadviseerd).
Oefening in het laten zijn
Nodig het kind uit voor een oefening waarin ze kan ervaren wat Laat het er zijn inhoudt. De eerste oefening is grappig en kort, en de meeste kinderen vinden hem leuk.
Niet aan chocoladetaart denken
Een van de redenen waarom ik het leuk vind om deze oefening met kinderen te doen, is dat je er vrij creatief mee kunt omgaan en de bewoordingen naar eigen inzicht kunt veranderen. In mijn ervaring stemmen de meeste kinderen in met deze oefening, waarschijnlijk omdat chocoladetaart iets is wat ze zich gemakkelijk kunnen inbeelden en omdat ze het interessant vinden klinken. Als een kind niet wil meedoen, kun je tegen haar zeggen dat dat niet erg is: ze hoeft niet mee te doen. Als ze er een volgende keer op terug wil komen, kan ze je dat laten weten en kunnen jullie de oefening alsnog doen. (Hayes et al., 1999)
Dit is een voorbeeld van de uitleg die ik geef over de oefening Niet aan chocoladetaart denken:
Laat je hoofd denken aan alles wat het maar wil. Wat voor gedachten je hoofd ook wil denken, laat ze maar tevoorschijn komen. Maar wat je ook doet, zorg dat je niet aan chocoladetaart denkt! Denk niet aan hoe een stuk versgebakken chocoladetaart zou ruiken, en hoe het zou smaken, vooral als er chocoladeglazuur op zat, en als de warme chocoladesaus ervan afdruppelde. Denk aan alles wat je maar wilt, maar niet aan chocoladetaart!
Nadat je een kind hebt meegenomen door deze oefening, kun je haar vragen hoe het voor haar was en wat ze ervan vond. Als ze zegt dat ze wel aan chocoladetaart dacht, kun je vertellen dat jij een enorm stuk chocoladetaart voor je zag, en dat je zelfs merkte dat het speeksel je in de mond liep!
Sommige kinderen zullen zeggen dat het ze wel lukte om tegen hun hoofd te zeggen dat het niet aan chocoladetaart mocht denken. Als dat gebeurt, ga dan niet met een kind in discussie over die ervaring en probeer haar niet van het tegendeel te overtuigen. In plaats daarvan kun je haar vertellen dat dit bij veel mensen zo is, zodat ze niet het gevoel krijgt dat er iets mis met haar is of dat het haar niet is gelukt om de oefening goed te doen.
Deze oefening kan kinderen helpen om te begrijpen wat Laat het er zijn inhoudt, en hoe nuttig dit is, door te ervaren dat het bijzonder lastig is om tegen hun hoofd te zeggen dat het een bepaalde gedachte niet mag hebben. Sterker nog, als ze proberen om ergens niet aan te denken, wordt die gedachte misschien juist alleen maar sterker! Als een kind je vertelt dat het haar niet lukte om tegen haar hoofd te zeggen dat ze niet aan chocoladetaart mocht denken, en jij hetzelfde hebt ervaren, adviseer ik je om tegen het kind te zeggen dat het jou ook niet lukte om wat er in je hoofd opkwam de baas te zijn.
Tip 1: je hoeft het script niet woordelijk te volgen
Wees gerust: je hoeft het script van de ACT-oefeningen in dit boek niet woordelijk te volgen. Je kunt de oefeningen aanpassen en er je eigen creativiteit op loslaten. Je hoeft dus niet andermans woorden uit je hoofd te leren en op te zeggen. Dat is een van de dingen die ik het fijnst vind aan ACT. Als ACT -beginneling was ik nog wel nerveus over het aanpassen van oefeningen, maar al snel besefte ik dat ik me tijdens het werken met ACT veel authentieker voelde dan bij andere therapieën, waarin ik niet werd aangemoedigd om creatief te zijn en oefeningen zelf aan te passen.
Tip 2: laat kinderen zien dat jij ook maar een mens bent
Het kind kan er baat bij hebben om jou te horen normaliseren hoe moeilijk het is om je eigen gedachten onder controle te houden. Dat kan een heel krachtige en effectieve manier zijn om het proces laat het er zijn aan kinderen te leren. Door kinderen te laten zien dat jij ook maar een mens bent en dat je dezelfde dingen moeilijk vindt als zij, gaan ze er vaak meer voor openstaan en zijn ze eerder bereid om een nieuwe manier van omgaan met hun gedachten te overwegen.
Meer over ACT met kinderen
Lees verder in ACT met kinderen. De praktische toepassing van Acceptance en Commitment Therapie bij 5- tot 12-jarigen voor meer oefeningen en tips over Laat het er zijn en meer. Dit boek is speciaal geschreven voor psychiaters, psychologen, schoolpsychologen, hulpverleners op scholen en andere locaties, therapeuten en studenten die – met of zonder voorkennis van ACT – individuele therapie geven aan kinderen, en voor hen die dat willen leren.