In Deel III is een alternatief model voor persoonlijkheidsstoornissen opgenomen: het DSM-5 persoonlijkheidstrekkenmodel. Aansluitend op dit model is de ‘Personality Inventory for DSM-5’ (PID-5) ontwikkeld, een meetinstrument dat de vijf brede domeinen van persoonlijkheid bevraagt.
Geschreven door: Prof. dr. Gina Rossi, Vakgroep Klinische en Levensloop Psychologie (KLEP) aan de Vrije Universiteit Brussel
De Personality Inventory for DSM-5 – PID-5 of DSM-5® Persoonlijkheid (PID-5) sluit aan bij het klinisch bruikbare multidimensionale persoonlijkheidstrekkenmodel in DSM-5. Het meetinstrument bevraagt de vijf brede domeinen van persoonlijkheid en bijhorende facetten.
De vijf grote domeinen en bijhorende facetten zijn:
- Negatieve affectiviteit (versus emotionele stabiliteit): Emotionele labiliteit, ongerustheid, separatieangst, submissiviteit, vijandigheid, perseveratie, depressiviteit, achterdocht, ingeperkte affectiviteit.
- Afstandelijkheid (versus extraversie): Sociale teruggetrokkenheid, vermijding van intimiteit, anhedonie, depressiviteit, ingeperkte affectiviteit, achterdocht.
- Antagonisme (versus vriendelijkheid): Manipulatief gedrag, onbetrouwbaarheid, grandiositeit, aandacht zoeken, ongevoeligheid, vijandigheid.
- Ongeremdheid (versus consciëntieusheid): Onverantwoordelijk gedrag, impulsiviteit, afleidbaarheid, riskant gedrag, rigide perfectionisme.
- Psychoticisme (versus luciditeit): Ongewone overtuigingen en ervaringen, excentriciteit, cognitieve en perceptuele disregulatie.
Achtergrond
Het DSM-5-persoonlijkheidstrekkenmodel is een alternatief model voor persoonlijkheidsstoornissen dat voor verder onderzoek werd opgenomen in Deel III (meetinstrumenten en modellen in ontwikkeling) van het DSM-5-Handboek. In de voorbereiding van de publicatie van de DSM-5 was er zowel in het klinische veld als in de onderzoekswereld aanzienlijk commentaar op de categoriale benadering van persoonlijkheidsstoornissen. Er was eensgezindheid dat een trekbenadering meer flexibiliteit zou geven om symptomen van patiënten te omschrijven als specifieke patronen van persoonlijkheidstrekken, in combinatie met een beoordeling van beperkingen in het persoonlijkheidsfunctioneren. Het eerste dimensionale model voorgesteld door de DSM-5-werkgroep voor persoonlijkheidsstoornissen bleek na onderzoek echter te complex om breed klinisch bruikbaar te zijn. Daarom is door de werkgroep een meer klinisch bruikbaar hybride dimensionaal-categoriaal model ontwikkeld dat voor verder onderzoek en praktijkervaring opgenomen is in Deel III. De DSM-5 beschrijft persoonlijkheidsstoornissen in Deel III aan de hand van het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren (criterium A) en pathologische persoonlijkheidstrekken (criterium B). De DSM-5 Persoonlijkheidsvragenlijst (PID-5) bevraagt de aanwezigheid van deze pathologische persoonlijkheidstrekken aan de hand van de hierboven opgesomde domeinen (negatieve affectiviteit, afstandelijkheid, antagonisme, ongeremdheid en psychoticisme) en bijhorende facetten.
Versies van de PID-5
Het persoonlijkheidstrekkenmodel is geoperationaliseerd in de vorm van de PID-5. Er zijn twee versies: een versie die de patiënt zelf kan invullen (220 items) en een informantenversie (218 items). Beide versies beslaan alle 25 facetten van het model. Wij adviseren u deze uitgebreide vragenlijsten te gebruiken als u persoonlijkheidsproblemen behandelt en graag een gedetailleerd beeld wilt.
Als u door tijdgebrek of andere beperkingen niet alle facetten wilt onderzoeken kunt u een verkorte vorm van de vragenlijst afnemen, die 25 items bevat en een globaal beeld geeft van de persoonlijkheid op basis van de vijf domeinen. De verkorte PID-5 is in het Nederlands zowel beschikbaar als zelfrapportagelijst en als vragenlijst voor informanten. U kunt de verschillende versies van de PID-5 gratis downloaden op www.dsm-5.nl.
Instructies voor klinisch gebruik
De PID-5 is een instrument om de clinicus te helpen bij het maken van klinische beslissingen bij volwassenen van 18 jaar en ouder. U kunt de vragenlijst afnemen tijdens een eerste interview met de patiënt en nog eens op een later moment, om de vooruitgang te evalueren. Het vastleggen van het aantal meetmomenten is dus gebaseerd op een klinische beoordeling. U bepaalt zelf hoeveel tijd er tussen twee afnames zit, op basis van de stabiliteit van de symptomen van uw cliënt. Zeer hoge scores op een facet of domein kunnen wijzen op pathologische persoonlijkheidstrekken (bijvoorbeeld een hoge mate van vijandigheid) bij de patiënt. Een aanvullende evaluatie (bijvoorbeeld een diagnose van een specifieke persoonlijkheidsstoornis), behandeling en opvolging zijn in dat geval mogelijke vervolgstappen.
Scoring en interpretatie
Elk item van de PID-5 wordt gescoord op een 4-puntsschaal. De antwoordcategorieën voor de items zijn:
0 = helemaal niet waar of vaak onwaar;
1 = soms niet waar of eerder onwaar;
2 = soms waar of eerder waar;
3 = vaak waar of helemaal waar.
De American Psychiatric Association (APA) biedt instructies, scoringsinformatie en interpretatierichtlijnen aan voor onderzoekers en clinici die de PID-5 gebruiken bij patiënten. U kunt deze vinden op www.dsm-5.nl. U kunt deze Engelstalige scoringsinstructies gebruiken voor de Nederlandstalige PID-5, aangezien alle items op dezelfde manier zijn genummerd. Voor de uitgebreide zelfrapportagelijst en de vragenlijst voor informanten zijn twee aparte scoringsinstructies beschikbaar. Voor de verkorte versie van de PID-5 is slechts één scoringsinstructie nodig, die u zowel bij de zelfrapportagelijst als bij de versie voor informanten gebruikt. Voor de interpretatie van de scores van de PID-5 kunt u de beschrijvingen van de facetten en domeinen en de alternatieve classificatiecriteria voor specifieke persoonlijkheidsstoornissen in het DSM-5-Handboek (Deel III) raadplegen. Een narcistische persoonlijkheidsstoornis vertoont bijvoorbeeld een verhoging op twee pathologische persoonlijkheidstrekken: grandiositeit en aandacht zoeken (facetten van antagonisme). Grandiositeit is het gevoel recht te hebben op een speciale behandeling en gaat gepaard met egocentrisme. Iemand die aandacht zoekt doet excessieve pogingen om zichzelf in het centrum van de aandacht van anderen te plaatsen en bewondering te zoeken.
Verbanden tussen het hybride model in Deel III van de DSM-5 en de categoriale benadering van persoonlijkheidsstoornissen in Deel II
In het hybride model (DSM-5-Handboek Deel III) blijven zes specifieke persoonlijkheidsstoornissen behouden en worden hun typische trekkenmerken omschreven: de borderline, dwangmatige, vermijdende, schizotypische, antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis. De borderline persoonlijkheidsstoornis wordt bijvoorbeeld gekenmerkt door vier of meer van de volgende pathologische trekken: emotionele labiliteit, ongerustheid, separatieangst, depressiviteit, impulsiviteit, riskant gedrag en vijandigheid. Van de drie laatstgenoemde trekken moet er bovendien minstens één aanwezig zijn.
Voor elke specifieke persoonlijkheidsstoornis worden ook de specifieke beperkingen in het persoonlijkheidsfunctioneren omschreven. Als het trekkenprofiel van een patiënt niet overeenstemt met de zes specifieke persoonlijkheidsstoornissen, en er sprake is van een matige of ernstige beperking in het persoonlijkheidsfunctioneren, kunt u de classificatie ‘trekgespecificeerde persoonlijkheidsstoornis’ toekennen. Daarbij is het belangrijk de prominente trekken die klinisch relevant zijn, te omschrijven. De paranoïde, schizoïde, histrionische, afhankelijke en ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis uit Deel II van de DSM-5 kunnen dus in het hybride model beschreven worden als trekgespecificeerde persoonlijkheidsstoornis.
Empirische ondersteuning
Het persoonlijkheidstrekkenmodel en de bijhorende vragenlijst (PID-5) zijn ontwikkeld op basis van een grote reviewstudie van de bestaande modellen voor aangepaste en onaangepaste trekken. Men kwam daarbij tot vier belangrijke domeinen die overeenstemmen voor aangepaste en meer pathologische trekken:
- neuroticisme of negatieve affectiviteit
- introversie of afstandelijkheid
- vriendelijkheid of antagonisme
- consciëntieusheid versus ongeremdheid.
Bij pathologische trekken bleek als vijfde domein Psychoticisme relevant, dat ook belangrijke kenmerken van schizotypische stoornissen kan omvatten. Verschillende studies (zowel met de originele als met Nederlandstalige versies) hebben al de betrouwbaarheid van de PID-5-facetschalen, de factorstructuur en de convergente validiteit aangetoond in algemene en klinische populaties.
Conclusie
De PID-5 is een goed screeningsinstrument om een beeld te krijgen van mogelijke pathologische persoonlijkheidskenmerken. In combinatie met een meting van het niveau van persoonlijkheidsfunctioneren kan de clinicus een persoonlijkheidsstoornis vaststellen. Ook als er geen specifieke persoonlijkheidsstoornis aanwezig is, biedt het pathologisch trekkenprofiel van de PID-5 de clinicus relevante informatie voor indicatiestelling bij behandeling.
DSM-5
De DSM is het handboek voor clinici en onderzoekers bij de classificatie van psychische stoornissen. De American Psychiatric Association (APA) heeft in 2013 de DSM-5 uitgebracht na een revisieproces van 14 jaar.
Zie voor meer informatie www.DSM-5.nl >>
Dit artikel is vrij te gebruiken voor niet-commerciële doeleinden. Voor commercieel gebruik dient u contact op te nemen met Boom uitgevers Amsterdam, info@boompsychologie.nl of (020) 524 45 14.