Jongeren voelen zich steeds ongelukkiger – met name meisjes. Onderzoek laat zien dat gevoelens van somberheid, stress en machteloosheid onder jongeren toenemen. Waarom is dit zo? Tina van Wouw en Suzanne de Ruig kijken vanuit het onderwijs en de jeugdhulp naar dit probleem. ‘We hebben nieuwe manieren van kijken en handelen nodig, anders blijft de trend doorgaan.’
Destiny is 16 jaar. Ze woont samen met haar broertje en zusje bij haar moeder. Destiny begon op de havo, maar gaat sinds haar 13e onregelmatig naar school en komt thuis amper haar kamer uit. Uiteindelijk is besloten dat ze beter naar het mbo kon gaan. Op de niveau 1 opleiding is ze wederom vaak afwezig en maakt ze een neerslachtige indruk. Haar moeder en school maken zich zorgen en vinden dat het veel te lang duurt voor er hulp komt. Destiny staat op de wachtlijst voor een psycholoog. Inmiddels is schoolmaatschappelijk werk ingezet, leerplicht heeft het dossier overgedragen aan de collega’s van voortijdig schoolverlaten, een coach vanuit de gemeente is aangevraagd en binnen het gezin is een ambulant hulpverlener betrokken.
Het probleem
‘Mentale gezondheid van jongeren blijft een probleem, vooral bij meisjes,’ kopt de NOS in juni dit jaar. Jongeren voelen zich bang, ongelukkig en zenuwachtig. Dit komt volgens onderzoekers door een verschillend aantal factoren: sociale media, de prestatiedruk op school en noodtoestanden die zich in rap tempo opvolgen; de coronacrisis, het nijpende woningtekort, de klimaatcrisis, de oorlog in Oekraïne. Deze factoren van maatschappelijke onzekerheid dragen bij aan een toename van gevoelens van somberheid, stress en machteloosheid onder jongeren, aldus de SER.
Ondanks dat kinderen die in Nederland geboren worden tot de gelukkigste ter wereld behoren, groeit het aantal jongeren dat professionele zorg nodig heeft en neemt het aantal thuiszitters en voortijdig schoolverlaters toe. In Nederland ervaart ruim één op de drie jongeren angst, somberheid, prikkelbaarheid of stress, maar ontvangt slechts één op de zeven kinderen psychische hulp (NJI, 2022). De psychische gezondheid van een generatie staat onder druk, bevestigt Unicef; wereldwijd heeft één op de zeven jongeren mentale problemen en een gediagnosticeerde psychische aandoening.
‘De kans is groot dat hoe meer professionals zich met Destiny en haar gezin gaan bezighouden, hoe meer problemen er gevonden worden.’
Daarnaast hebben we in het onderwijs en de jeugdzorg te weinig mensen, groeien de wachtlijsten en blijkt uit onderzoek dat jongeren met multiproblematiek niet tot nauwelijks geholpen worden door hulpverlening (Weisz, 2017). Huidige voorzieningen, gemeentelijke afspraken en wet- en regelgeving lijken vaak niet in het voordeel van jongeren zoals Destiny te werken.
De kans is echter groot dat hoe meer professionals zich met Destiny en haar gezin gaan bezighouden, hoe meer problemen er gevonden worden. Heeft Destiny een angststoornis? Gamet of slaapt ze te veel, of doet ze aan zelfbeschadiging? En waardoor eigenlijk: de scheiding van haar ouders, dat ze haar vader nog maar eens per maand ziet of door de depressie van haar moeder? Ervaart Destiny prestatiedruk op school, of komt ze niet omdat ze niet wordt uitgedaagd? Wordt ze gepest of beïnvloed door sociale media? Wij weten het ook niet. Wat ons wel opvalt, is dat bovenstaande retoriek ervoor zorgt dat we meer en meer problemen zien en dus ook díe problemen opgelost willen hebben. Dit zorgt ons inziens voor de ongewenste grote aanwas van zorgvragen binnen jeugdhulp op dit moment. Terwijl in 1997 één op de 27 kinderen jeugdzorg ontvingen, groeide dit in 2022 naar één op de zeven.
Wat nu als we anders naar jongeren als Destiny gaan kijken?
We hebben in Nederland tientallen verschillende soorten hulpverleners. Allen zouden een blik kunnen werpen op Destiny en haar gezin: systemisch, orthopedagogisch, psychiatrisch, pedagogisch, psychologisch, vak therapeutisch. Allerlei soorten perspectieven kunnen tot een scherpe analyse en plan van aanpak komen.
Wij vragen ons inmiddels af hoe dit Destiny helpt. Te vaak hebben wij in onze praktijk gezien dat hulpverleners jaren betrokken kunnen zijn zonder resultaat voor de jongere. Maken we Destiny’s problemen kleiner (lukt dat, hebben we die invloed?) of ontkrachten we tijdens het helpen haar eigen veerkracht? In een wereld waarin netwerk steeds belangrijker wordt, het ‘sociaal kapitaal’, is het noodzaak om daarop te focussen, in plaats van problematieken centraal te stellen. Dus pleiten wij voor een andere focus. Onze vraag aan Destiny zou zijn: Wie vertrouw je? Wie wil je om je heen? En: Wie helpt je verder? Wat heb jij nodig?
Belemmerende of afwezigheid van sociale netwerken zijn grote barrières voor adolescenten met multiproblematiek, waarbij degenen met de laagste opleidingsniveaus en de gebrekkigste sociale netwerken het meest kwetsbaar zijn (Van Wouw, 2023). Deze groep valt het snelst uit en heeft bijna driemaal minder kans op het behalen van een startkwalificatie dan jongeren met een faciliterend netwerk. De onderwijsinterventie MOA, waar het onderzoek op is berust, laat zien dat de problemen van jongeren verminderen als een betekenisvolle volwassene intervenieert. Door vanuit de relatie naast een jongere te gaan staan, en onafhankelijk en vrijwillig samen te werken met de jongere en diens netwerk.
‘We hebben nieuwe manieren nodig van kijken en handelen, anders blijft de trend doorgaan.’
In de jeugdhulp blijkt de samenwerking tussen een professional en de zelfgekozen vertrouwenspersoon van een jongere tot vermindering van uithuisplaatsing te leiden. Een voorbeeld hiervan is de JIM (Jouw Ingebrachte Mentor). De JIM is een buurvrouw, opa of sportcoach die is gekozen en gevraagd door de jongere. De JIM dient als luisterend oor en adviseur voor de jongere én de hulpverlening. De werkende kracht van de JIM is de jongere de regie terug te geven over haar leven, in plaats van dat professionals exploreren wat het probleem en de oplossing is. De JIM-vraag houdt het dichtbij: Wie is er al? Wie vertrouw jij? Via vertrouwen leren we en kunnen jongeren groeien. Hoe mooi is het om dat via een ‘eigen persoon’ te kunnen doen, die jij kent en hebt uitgekozen. Dát versterkt de veerkracht en het sociaal kapitaal. Hier kan geen professionele analyse tegenop.
De rol van JIM en MOA naast een jongere binnen het onderwijs en de jeugdhulp, geeft de jongere een stem, steun en de motivatie om weer in beweging te komen. Het zal de problemen van Destiny niet in een keer oplossen, maar het levert wel gesprekken op over hoe je in het leven staat, wie er naast je staat en waar je naar toe wilt. De mensen die er (willen) zijn voor jongeren, die zijn er: 75% van de jongvolwassenen blijkt zo iemand vroeger gekend te hebben. Veel volwassen die gevraagd worden om naast een jongere te staan, voelen zich vereerd en doen dit graag.
Bovenstaande voorbeelden in het onderwijs en jeugdzorg laten zien dat de focus op ‘wie?’ in plaats van ‘wat?’ nieuwe inzichten zal geven over duurzame hulp. Wij weten ook dat dit niet zomaar lukt. Hier zijn fundamentele veranderingen voor nodig binnen de jeugdzorg, het onderwijs en het sociale domein.
We hebben nieuwe manieren nodig van kijken en handelen, anders blijft de trend doorgaan. We moeten anders kijken, want naast dat we jongeren onvoldoende helpen, hebben we de mensen, middelen en de tijd niet meer om zo arbeidsintensief en probleemgericht te werken. We zullen gericht moeten zijn op wat duurzame zorg en regeneratief onderwijs is. Dit laatste is een onderwijsvisie waarbij de focus ligt op de voorbereiding op een zinvol leven, waarbij cognitieve vaardigheden minstens even belangrijk zijn als bewegen, het volgen van je hart en het creëren van ruimte voor creativiteit. Onderwijs, zoals ook in de rechten van het kind beschreven staat, zou moeten gaan over jezelf leren kennen, leren samenwerken met anderen en niet alleen over kwalificatie.
Laten we niet nog meer professionals inzetten om de zelfredzaamheid van jongeren te vergroten, maar het systeem dat ze kwetsbaar maakt ter discussie stellen. Onderwijs en jeugdhulp zullen daarnaast beter samen moeten werken, omdat veel gezamenlijke belangen uit beeld zijn verdwenen. Wat betekent het voor de personeelstekorten, de samenleving als geheel en het mensbeeld op zich als we in co-creatie een gezamenlijke en inclusieve vorm kunnen ontwikkelen, waarbij talentontwikkeling centraal staat. Een vorm van onderwijs en zorg, waar op maat, ook voor kinderen met een anders werkend brein of lichaam passende ruimte en ondersteuning is.
Fundamentele veranderingen vragen om een herbezinning op onze waarden. Nieuwe waarden vragen ook om nieuwe systemen en nieuwe systemen vragen om verandering op veel verschillende niveaus; hoe we omgaan met het delen van kennis, hoe we samenwerken én hoe we dit financieren.
Wij, de auteurs, hebben de handen al ineengeslagen. We zoeken elkaar op, bevragen elkaar op jargon en bedoeling, en doen in ieder geval een eerste aanzet door deze gedachtes uit te werken in ons beider promotieonderzoek.
Over de auteurs
Tina van Wouw heeft 22 jaar ervaring binnen het (speciaal) onderwijs als docent en schoolleider. Zij was projectleider van de interventie Maatwerk Onderwijs en Arbeid (MOA) in de regio Haaglanden en is PhD-kandidaat op het gebied van integrale samenwerking rondom jongeren met multiproblematiek.
Suzanne de Ruig heeft 23 jaar ervaring binnen jeugdhulp en ggz als maatschappelijk werker en systeemtherapeut. Zij is medeoprichter van stichting JIMwerkt en PhD-kandidaat op het gebied van circulaire zorg.
Bronnen
SER (2019). Hoge verwachtingen. Kansen en belemmeringen voor jongeren in 2019. De verkenning is uitgevoerd door het SER Jongerenplatform.
Stellaard, S. (2023). Boemerangbeleid: over aanhoudende tragiek in passend onderwijs- en jeugdzorgbeleid. Den Haag: Boom bestuurskunde.
NJI (2022). Cijfers over jeugdzorg.
NOS (2023). ‘Mentale gezondheid van jongeren blijf probleem, vooral bij meisjes’.
Unicef (2021). ‘Een op de zeven jongeren heeft mentale problemen’.
Weisz J.R., Kuppens S., Ng M.Y., Eckshtain D., Ugueto A.M., Vaughn-Coaxum R., Jensen-Doss A., Hawley K.M., Krumholz Marchette L.S., Chu B.C., Weersing V.R., & Fordwood S.R. (2017). What five decades of research tells us about the effects of youth psychological therapy: A multilevel meta-analysis and implications for science and practice. Am Psychol, 72(2), 79-117.