Wat als je kind trans is? Dies van Reemst, Janine Verduin en Eline Janssen schreven er een boek over. In Als je kind trans is lees je naast feitelijke informatie en wetenschappelijke inzichten over genderkwesties, ook persoonlijk verhalen. De auteurs interviewden veel ouders en hun trans kinderen, maar niet alle verhalen pasten in het boek. Daarom lees je hier verder. Dit is het verhaal van Sanne (51 jaar), moeder van Roan (trans man, 18 jaar). Ze vertelt openhartig over haar ervaringen en deelt wat haar heeft geholpen: ‘Soms moet je door je eigen angst of onbegrip heen om de ander te laten groeien.’
Trigger warning: in dit artikel komen zelfbeschadiging en suïcide ter sprake. Denk jij aan zelfmoord? Praat erover! Neem contact op met 113 Zelfmoordpreventie via www.113.nl
Het verhaal van Roan
‘Ik heb eerst lange tijd gedacht dat ik lesbisch was. Daar was ik al voor uit de kast gekomen naar mijn moeder. Ik zat daar heel erg mee, want ik werd erom gepest op school. Een jaar later ging ik naar een kamp voor homojongeren. Daar waren ook trans mensen, en toen ik met hen praatte, dacht ik: hé, zo voel ik me eigenlijk ook. Vroeger dacht ik altijd al dat het leuk zou zijn om een jongen te zijn en daarbij te horen in plaats van altijd in dat vrouwelijke hokje gestopt te worden. Ineens was het duidelijk waar al die gevoelens vandaan kwamen. Ik bedacht de naam Jack, later werd dat Roan.
Op het kamp kwam ik eerste uit de kast bij de begeleiders. Om het daarna aan mijn moeder te vertellen vond ik superspannend. Je hoort echt de gekste verhalen over ouders, bijvoorbeeld dat ze hun kind het huis uit schoppen. En als ik het eenmaal zou vertellen, dan werd het echt. Dan kon ik niet meer terug de kast in.’
‘De wachttijd is zo heftig: ik vond het heel pijnlijk en verdrietig om te zien hoe Roan aan het lijden was. Je bent nummertje 997 op de wachtlijst en de volgende maand schuift de lijst weer op. Dan ben je nummertje 993.’
Interview met Sanne, moeder van Roan
Sanne vertelt: ‘Ik stond hem op te wachten na afloop van het kamp. De andere jongeren kwamen uit de bus, maar mijn kind was nergens te bekennen. Alle jongeren keken mij aan, en ik dacht: dit is niet goed. Uiteindelijk kwam hij naar buiten, zei: “Ik heet nu Jack”, en rende huilend naar de auto. Ik vond het heftig om te horen. En ik dacht meteen: jeetje, dit wordt geen makkelijke weg in het leven.’
‘Op school vertelde Roan er nog niet over. Hij werd eerder al gepest en wilde niet nog meer problemen. Thuis was hij dus Roan, maar op school werd hij nog met zijn oude naam aangesproken. Dit was na een tijd niet meer te verdragen. Het was een moeilijke periode. De coronalockdowns en thuisonderwijs gaven wat ruimte, maar minder op school aanwezig zijn was geen ideale oplossing. De paar jaar ervoor was hij een van de populairste van de klas, was hij actief met sport en in bomen aan het klimmen: een enorm contrast met nu.’
‘In het jongerencentrum waar hij naartoe ging voor vrijwilligerswerk, was hij wel al Roan. Het ging bijna helemaal mis toen iemand van school daar ook kwam. Die vertelde het meteen aan de rest op school en zo werd hij ge-out. Opnieuw was dit een zware tijd, waarin gelukkig hulp kwam. Via de huisarts kwamen we bij Youz terecht. Die hebben onder andere een genderafdeling, waar jongeren met genderdysforie naartoe kunnen voor gespreksgroepen. Naast contact met een psycholoog voor Roan, is er ook ouderbegeleiding.’
De wachtlijsten voor transgenderzorg zijn lang. Sanne vertelt: ‘Op een bepaald moment zat Roan al drie jaar te wachten bij de VU, waar hij was ingeschreven. Er werd ons verteld dat je niet overal ingeschreven mag staan. Dat mag maar bij één ziekenhuis. Maar achteraf dacht ik: Nee, we hadden ons meteen vanaf het begin bij alle ziekenhuizen moeten inschrijven. Dat heb ik niet gedaan, want ik wist niet of dat mocht. Ik dacht dat je je maar bij één ziekenhuis kon inschrijven. Ik ken die wereld niet. Hadden we hem maar meteen ook in Groningen en in Nijmegen ingeschreven, dan was het misschien sneller gegaan. Het lange wachten is heftig: ik vond het heel pijnlijk en verdrietig om te zien hoe Roan aan het lijden was. Je bent nummertje 997 op de wachtlijst en de volgende maand schuift de lijst weer op. Dan ben je nummertje 993. Tot overmaat van ramp stagneerde de lijst door corona. Ze zeiden: “We hebben de afdeling gesloten. De hele lijst is stopgezet.”’
Hoe was het proces voor jou als ouder?
‘Ik had niet zozeer moeite met het feit dat Roan een jongen was. Ik zei een keer: “Lieve schat, in welke verpakking jij ook komt, dat is alleen de buitenkant. Er is zoveel meer! Van karakter, persoonlijkheid, gewoon hoe jij bent als mens. Voor mij maakt het niet uit.” Hij vond het zo erg dat ik dat zei, want het was voor hem wél belangrijk! Dat heb ik moeten leren. Het is echt een stuk van zijn identiteit, dus het maakt wél uit. Nu hij veel verder in zijn transitie zit, zie ik hem ook echt als jongen.’
Wat vond je moeilijk?
‘Ik had er veel verdriet van dat Roan zwaar ongelukkig was. Op de middelbare school met zijn coming-out, maar ook daarna met hoe hij gepest werd. Van banden lek steken, de hele klas die zich voor hem omdraaide, voor freak uitgescholden worden, hij is twee keer bijna van de trap afgeduwd, mensen hebben hem tegen zijn borstkast geduwd terwijl hij een binder aan had, van: “Waar zijn je tieten naartoe?” Er was zo enorm veel agressie. Het was moeilijk om daarmee om te gaan. Hij ging in zichzelf snijden, wilde niet meer leven en heeft een zelfmoordpoging gedaan. Nog steeds wil hij het daar niet in details met me over hebben. Dat is ook niet meer nodig eigenlijk.’
Is er iets wat in die periode heeft geholpen?
‘Met Youz hebben we het goed kunnen oppakken. Dat snijden hadden we vaker meegemaakt, en hij had er goede psychologische begeleiding voor. Hij heeft in die tijd een doos gemaakt met alles wat hem dierbaar was: foto’s en dat soort dingen, om naar te kijken als het even moeilijk was. Hij kreeg dus intensieve begeleiding en wij als ouders kregen ook begeleiding van een psycholoog. Toen Roan 16,5 was wilde hij een tatoeage laten zetten. Dat mag dan eigenlijk nog niet zonder goedkeuring van de ouders. Toen zei de psycholoog ook: “Laat hem dat maar doen, want dat is weer iets waar hij naartoe kan leven. Liever een tatoeage laten zetten dan weer in zichzelf snijden.” We zijn al die tijd dus ook blijven zoeken naar: wat kan er nog wel?’
Heb je een tip voor andere ouders van trans kinderen?
‘Laat ze zichzelf zijn. Geef ruimte en tijd. Zeg dat je er altijd bent als ze je nodig hebben. Stel open vragen. En hoe moeilijk het ook is, probeer je eigen oordelen een beetje voor jezelf te houden als die niet zo positief zijn. Daar kun je via een andere weg proberen mee aan de slag te gaan.’
‘Als vrienden van Roan hier komen – allemaal schatten van mensen – hoor ik vaak: “Oh, leuk dat jij zo’n moeder hebt.” Ik schrik weleens als ik de verhalen over hun ouders hoor. Ouders die niet meer tegen hun kind praten, of elke zondag wat geld voor hen op tafel leggen waar ze dan maar hun eigen boodschappen mee mogen doen. Die alleen nog met hen willen praten als ze hun oude jongens- of meisjesnaam gebruiken – als ze zich weer “normaal gedragen” en “normale kleren” aandoen. Echt schrijnend om te horen. Ouders vinden het moeilijk om hun kind te ondersteunen. Ik denk dan vaak: het gaat niet zozeer om jouw gevoel. Als je het kind niet ondersteunt, is ook de hele relatie met je kind stuk. Heb je wel écht geprobeerd om je kind te begrijpen? Heb je open vragen gesteld? Soms moet je door je eigen angst of onbegrip heen om de ander te laten bloeien en groeien. Zo groei je ook weer naar elkaar toe. En ook jouw emoties gaan weer voorbij – die zijn allemaal maar tijdelijk.’
‘Om dit proces als ouder goed door te komen, moet je denk ik ook met jezelf aan de slag. Ik heb zelf drie therapeuten gehad waar ik niet veel aan had, maar je kan er vaak wel iets uithalen. Eén gaf me de tip om een dagboek te beginnen. Dat heb ik meegenomen, maar voor mij was het niet genoeg. Uiteindelijk heb ik hulp gevonden met EFT (Emotionally Focused Therapy). Ook is het belangrijk dat je een goede klik hebt met je coach of begeleider.’
Hoe gaat het nu met Roan?
‘Het gaat stukken beter. Na jaren op de wachtlijsten is hij een dag na zijn 18e verjaardag geopereerd. Hij heeft een fijne vriendengroep waar hij heel close mee is. In het weekend komt een heel aantal bij ons over de vloer, omdat ze niet naar huis kunnen. Daar worden ze niet altijd geaccepteerd, of nog steeds met hun deadname aangesproken. Ik merk dat ze zich bij ons heel veilig voelen en de buitenwereld af en toe als een beetje vijandig kunnen beschouwen. Roan merkt ook dat hij niet helemaal vrij naar buiten kan. Als hij met zijn snor, lage mannenstem en zwarte nagellak in de bus gaat zitten, dan krijgt hij echt wel wat te horen. Dat vind ik wel een moeilijk stuk. Dan denk ik: laat ze gewoon! Je hoeft het er niet mee eens te zijn, maar je hoeft ook geen lelijke dingen te zeggen. Je hoeft ze niet te bedreigen. Laat hem gewoon zijn wie hij wil zijn.’
Meer over Als je kind trans is
Wil je meer lezen over hoe je je transgender kind kan ondersteunen bij het bewandelen van hun pad? Je leest hier meer over in Als je kind trans is.
De ontdekking dat je kind transgender is, is uitdagend en emotioneel, en brengt vaak veel vragen met zich mee: Wat betekent het dat mijn kind zich geen jongen of meisje voelt? Waar kan mijn kind terecht voor hulp? Hoe zit het met hormoonbehandeling en operaties? Wat helpt mij als ouder in mijn eigen proces? Wat zeg je wel en wat zeg je niet? Hoe zit het met de verzekering en met het aanpassen van een paspoort?
Dit boek geeft antwoord op deze en vele andere vragen. (Kinder)artsen en psychologen komen aan het woord, en anderen die werken met trans mensen. Maar minstens zo belangrijk zijn ervaringen van ouders van transgender kinderen én de ervaringen van transgender kinderen met hun ouders. Als je kind trans is geeft feitelijke en wetenschappelijke inzichten.