Iets meer dan twintig jaar geleden verscheen het eerste boek over Acceptance en Commitment Therapie (ACT). Inmiddels kom je ACT overal tegen en is het breed geaccepteerd als evidencebased behandeling voor verschillende problemen. Deze ervaringsgerichte vorm van gedragstherapie wordt ingezet voor onder andere depressie, angst, eetbuien en verslaving, maar ook voor problemen zonder diagnose. In dit artikel lees je meer over de basis van ACT. Wat zijn eigenlijk de uitgangspunten achter deze relatief nieuwe en populaire therapievorm? En waarom is het zo belangrijk om een functionele benadering voor ogen te houden?
Twee stromingen binnen Acceptance en Commitment Therapie
Binnen ACT zijn in de afgelopen jaren twee grote stromingen ontstaan. Ze verschillen in de toepassing ervan en hoe je ACT aanleert. De ene stroming is doelgericht. Hierbij maak je meestal gebruik van standaardinterventies en metaforen in een min of meer vaststaande volgorde. De andere stroming is procesgericht. Een functionele benadering staat hier centraal en laat je toe om maatwerk te leveren; voor elke cliënt kijk je opnieuw wat er nodig is. Aan beide manieren van werken zijn zowel voor- als nadelen verbonden.
Therapeuten raken vaak de draad kwijt als de doelgerichte aanpak niet volstaat.
Doelgericht werken
Bij de doelgerichte aanpak is de doorlooptijd van cliënten vaak iets sneller. Er is meer structuur en dat biedt gelijk meer houvast. Niet alleen voor de cliënt, maar ook voor de therapeut. Tegelijkertijd kan die houvast ook een gevangenis worden. Specifieke technieken worden op zichzelf belangrijk gemaakt en acceptatie kan een doel op zich worden in plaats van onderdeel van een groter plaatje.
Het grootste nadeel wat mij betreft is dat therapeuten vaak de draad kwijtraken als de doelgerichte aanpak niet volstaat. Ze weten dan niet meer wat ze moeten doen. Dit komt omdat de vorm of volgorde van de therapie meer gewicht heeft gekregen dan het analyseren van functies van het gedrag van de cliënt en therapeut.
Denk bijvoorbeeld aan de cliënt die in de sessie wel inzicht heeft en meewerkt, maar buiten de sessie lijkt te ‘blijven hangen’ in oud gedrag. Als de functie van dit gedrag niet duidelijk is voor de therapeut én de cliënt, heeft elke volgende interventie grote kans om te falen.
Procesgericht werken
Hier ligt ook meteen het grote voordeel van procesgericht werken. Het is in zekere zin oké om de draad kwijt te raken; dat is als het ware vanaf het begin al zo. Je mag beginnen met een leeg blad – samen met de cliënt. Je maakt eerst kennis en onderzoekt wat de functies zijn van het gedrag waar de cliënt zoveel last van heeft. Hoe is het ontstaan en wat is de historische context waarin de cliënt dit gedrag heeft geleerd?
Je moet leren om twijfel te verdragen.
Een nadeel hiervan is dat het weinig houvast biedt en dat therapeuten in het begin moeten leren om twijfel te verdragen. Probleemgedrag is gelukkig nooit toevallig en er zijn altijd patronen te ontdekken. De houvast die er wel is, is dat die patronen stap voor stap ontdekt kunnen worden, samen met de cliënt. Zo wordt duidelijk welke factoren er in het spel zijn die het gedrag in stand houden – bijvoorbeeld hoe de cliënt over zichzelf denkt – en welke aanpak je vervolgens kunt kiezen. Denk hierbij aan zicht creëren op de werkbaarheid van het gedrag of het werken aan nieuwe vaardigheden.
Terug naar de roots: de functionele benadering
ACT is ontwikkeld als een gedragstherapie. Het functioneel benaderen van gedrag was vanaf het begin een belangrijk onderdeel. Nu ACT populairder wordt, zien we alleen steeds vaker dat doelgericht werken té protocollair wordt. Deze versie van ACT verwijdert zich van de oorspronkelijke roots en dat is zorgelijk. Hoe zorg je dat je zelf niet in die valkuil loopt? Het kan helpen om een paar belangrijke uitgangspunten voor ogen te houden.
Vier uitgangspunten van ACT
- ACT komt voort uit de gedragstherapeutische traditie. Dit betekent dat je klinische focus moet liggen op gedrag – het gedrag van de cliënt én je eigen gedrag.
- ACT kijkt naar het gedrag van mensen binnen het kader van hun geschiedenis. De reden hiervoor is dat elk gedrag plaatsvindt in een context die breder is dan de huidige gebeurtenissen of de huidige omgeving.
- In ACT spreken we bij voorkeur over emotionele problemen in de bredere zin van psychisch lijden. Dit komt voort uit de opvatting dat alle mensen op een bepaald moment in hun leven aanzienlijke psychologische pijn ervaren.
- ACT wordt in alle contexten toegepast via diepmenselijke, respectvolle en soms pijnlijke interacties. Het ontstaan van een transformatief therapeutisch veranderingsproces voor de hulpvrager heeft de beste kans van slagen wanneer zowel de cliënt als de therapeut in staat is om zich hier volledig voor in te zetten. Het is dus van cruciaal belang dat therapeuten een adequate opleiding én ervaring met eigen experiëntieel werk hebben om met deze complexe interacties om te gaan.
Functioneel kijken slaat dus niet alleen op het heden maar ook op gedrag dat al voorbij is. Het slaat niet alleen op het gedrag van de cliënt, maar ook op het gedrag van de therapeut.
En tot slot, ACT gaat niet alleen om welzijn en groei van de cliënten maar ook om welzijn en groei van hun therapeuten. De enige manier om goede kwaliteitsvolle zorg te verstrekken, is als het gedrag (en daarmee ook het welzijn) van de therapeuten met evenveel zorg omkaderd wordt als dat van cliënten.
Meer weten?
Wil je meer weten over ACT? In het nieuwe boek ACT met hoofd en hart gaan de auteurs terug naar de basis: ACT weer verbinden met haar gedragstherapeutische roots en met de belangrijkste basisconcepten uit de RFT. Dit resulteert in een procesgerichte benadering van ACT waarbij het welzijn van zowel cliënt als therapeut het uitgangspunt is.