In de tweede aflevering van het tweede seizoen van ‘Aios op de sofa’ wordt het teamspel dat de sociale psychiatrie heet besproken. In de daar bijbehorende column van Joeri Tijdink vertelt hij waarom hij trots is dat hij werkte bij “het afvoerputje” van de psychiatrie. Lees verder.
Toen ik 1,5 jaar op de GGD werkte in Amsterdam had ik pas echt het gevoel dat ik de verre uithoeken van de psychiatrie aan het betreden was. De patiënten waren patiënten die niet in aanmerking kwamen voor behandeling in de reguliere ggz. Althans, ze hadden genoeg klachten, maar het ontbrak hen aan enige motivatie of zelfinzicht. Het waren patiënten die eigenlijk geen hulp wilden, die drugs gebruikten en die niet voldeden aan enige motivatie om actief met hun psychiatrische symptomen om te gaan. Als je niet gemotiveerd bent voor behandeling en je hebt geen zorgmachtiging, is het heel lastig behandelen. Bovendien voelde de doelgroep zich niet erg thuis in de maatschappij, en ook niet bij ggz-instellingen.
Dat had andere redenen. De GGD was een belangrijke verstrekker van heroïne en methadon in Amsterdam. En juist het verstrekken van die middelen gaf vaak een opening voor behandeling. Voor-wat-hoort-wat-behandeling, noem ik dat. Dat ging niet van harte, en vaak had dat te maken met wantrouwende patiënten. Wantrouwen in praktisch alles, en dus ook in iedere hulpverlener. Vaak kwam dat door veel narigheid. Vaak is dat al ontstaan in de jeugd die zich in het volwassen leven was blijven manifesteren.
Zorgmijders, verslaafden, outsiders, chronisch psychotische mensen en methadongebruikers, dat was de gemiddelde patiëntenpopulatie. En vaak was de GGD de enige instelling die er voor ze was. Dat is eigenlijk fantastisch. Het zou de behandelslogan voor de GGD moeten zijn. In feite zijn psychiatrische patiënten al een beetje buitenbeentjes en outsiders in de maatschappij, maar de patiënten bij de GGD waren de overtreffende trap. De outsiders onder de outsiders.
Het was een geweldige tijd waar ik ontzettend veel heb geleerd. Patiënten die verslaafd zijn vertrouwen niemand, en niemand vertrouwd hen. Ze zorgen voor overlast, zijn niet betrokken in de maatschappij en voelen zich buitengesloten. En dat zorgt weer voor meer wantrouwen. Een vicieuze cirkel van wantrouwen. In feite probeer je patiënten te helpen die niet geholpen willen worden. Contact maken, laten zien dat je betrouwbaar bent, en je niet uit het veld laten slaan, onderhandelen, voor-wat-hoort-wat-medicatie. Om contact te maken heb ik weer nieuwe gesprekstechnieken moeten ontwikkelen om deze doelgroep te kunnen bereiken. Wat ik vooral leerde was dat alles staat of valt bij hoe je als psychiater contact maakt. Je moet laten zien dat je authentiek en echt bent. Aan formele psychiaters hebben die patiënten een broertje dood.
Waar ik ook bewondering voor kreeg zijn de hulpverleners die al jarenlang met deze categorie werken. Niet alleen moet je om kunnen gaan met hele beperkte behandelresultaten, ook heb je een dikke huid nodig om patiënten te blijven helpen, motiveren en met energie en toewijding bij te staan. Of het nu gaat over het vinden van een vaste woonplek of het verhogen van de dosering van heroïne of methadon, patiënten zijn niet dankbaar. De voldoening als hulpverlener haal je echt uit de betekenis die je er zelf aan geeft, aan jouw hulpverlenersenergie en aan de minuscule succesjes die je soms boekt. Muizenstapjes, en voorkomen van verslechtering, van toename van drugsgebruik, van het kwijtraken van een huis of opvang. Ook al zijn het muizenstapjes, het voelde altijd als een kleine overwinning die we met een zekere trots met elkaar deelden.
Dat klinkt best wel idealistisch en dat was het ook. Het is misschien iets te rooskleurig geschetst. Ik voelde me naast de trots op de muizenstapjes, ook dagelijks onmachtig. Onmachtig om iemand te helpen. Onmachtig om hulpafwijzers te motiveren om hulp te accepteren.
Deze ervaringen hebben me verder laten ontwikkelen als psychiater. Niet alleen ergens werken waar patiënten echt niet geholpen willen worden, maar ook ervaren hoe kwetsbaar dit rafelrandje van de maatschappij is en hoe ernstig ziek patiënten zijn met een EPA’s. Het klinkt misschien gek, maar ik was best wel trots om te werken bij “het afvoerputje” van de psychiatrie.
Deze column hoorde je eerder in seizoen 2, aflevering 2 van de podcast ‘Aios op de sofa’. Benieuwd naar de hele aflevering over sociale psychiatrie of naar de andere afleveringen? Luister ze hier terug!