Al in 1969 lanceerde Robert Butler de term ageism, als variant op de woorden racisme en seksisme. Ageism is een ernstige vorm van discriminatie op grond van leeftijd. Hoe werkt dit door in onze geestelijke gezondheidszorg? En misschien nog wel belangrijker: hoe kunnen we ageism stoppen?
Negatieve gevolgen van ageism
Butler, een gezaghebbende Amerikaanse ouderenpsychiater, definieerde ageism als ‘vooringenomenheid van de ene leeftijdsgroep ten nadele van een andere leeftijdsgroep’. Ageism kan in theorie zowel positief als negatief zijn, maar meestal heeft het negatieve gevolgen, onder andere door self-fulfilling prophecies: ouderen geloven minder in zichzelf als hun omgeving dat ook niet doet. Bovendien speelt ook ‘zelf-stereotypering’: de negatieve opvattingen die mensen op jongere leeftijd hebben over ouderen, gaan ze op zichzelf toepassen als ze zelf ouder zijn.
Butler bespeurde de negatieve vooringenomenheid dus vooral rondom ouderen. Al in 1969 voorspelde hij dat ageism een hardnekkig probleem zou zijn en helaas heeft hij gelijk gekregen. De negatieve opvattingen over ouder worden hebben namelijk enorme gevolgen. In de geestelijke gezondheidszorg leidt het tot onderbehandeling van ouderen met psychische klachten. Indirect leidt ageism zelfs tot onnodige zorgconsumptie in de somatische gezondheidszorg. Als fysieke klachten ontstaan vanuit psychische klachten, kloppen ouderen nu bij de somatische gezondheidszorg aan, in plaats van bij een psycholoog of psychiater.
Dit is onderzocht in de Verenigde Staten, en geëxtrapoleerd naar Nederland en Vlaanderen kost ageism ons jaarlijks ongeveer 3,5 miljard euro in Nederland en 1,3 miljard euro in Vlaanderen.
‘Negatieve stereotypen van ouderen helpen ons om psychologisch afstand te nemen van ongemakkelijke gevoelens over onze eigen sterfelijkheid.’
Leeftijdsdiscriminatie en stereotypering
Ageism hoeft niet per se bewust te gebeuren, het betreft ook onbewuste vooroordelen over ouder worden, die leiden tot discriminatie van ouderen. De negatieve associaties met ouder worden die we in ons hoofd hebben, ontstaan van jongs af aan door allerlei culturele boodschappen vanuit de maatschappij, de media en van mensen om ons heen. Ouderdom wordt geassocieerd met allerlei ellende, zoals geestelijke achteruitgang, rigiditeit, traagheid, eenzaamheid, ziekte, kwetsbaarheid en lichamelijke gebreken. En uiteindelijk met de nabije dood.
Negatieve stereotypen van ouderen helpen ons om psychologisch afstand te nemen van ongemakkelijke gevoelens over onze eigen sterfelijkheid. Ook in de media worden vooral negatieve beelden geschetst, zoals van de hoge zorgkosten die de vergrijzing met zich meebrengt. Maar daarnaast wordt ouderdom ook geassocieerd met enkele positieve zaken, zoals wijsheid, warmte en waardigheid – denk aan de ideale opa of oma. Toch zien we, als we de vele negatieve en de enkele positieve beelden tezamen nemen, ouderen vooral als kwetsbaar, incompetent en hulpbehoevend.
Ouderen hebben zelf – grotendeels onbewust – dezelfde opvattingen over hun eigen ouderdom. Ze hebben de negatieve boodschappen over ouderdom geïnternaliseerd toen ze zelf jonger waren. Deze leeftijdsstereotypering gaat over in zelf-stereotypering naarmate men ouder wordt. Zelf-stereotypering wordt op oudere leeftijd geactiveerd en heeft dan allerlei negatieve effecten op de kijk van ouderen op psychische klachten en op hun verwachtingen over hulp daarvoor. Ouderen discrimineren dus ook zichzelf!
Onderdiagnostiek
De negatieve associaties over ouderen onder hulpverleners spelen een rol in de diagnostiek van psychische klachten bij ouderen, en aansluitend bij de klinische beslissingen die hulpverleners nemen. Zo kunnen depressieve klachten door huisartsen of praktijkondersteuners onterecht beschouwd worden als passend bij de leeftijd of de omstandigheden. Ook kan het zo zijn dat een vermoeden van de diagnose persoonlijkheidsstoornis, autisme of PTSS niet wordt besproken met een oudere, omdat de arts of psycholoog veronderstelt dat daar op hoge leeftijd toch niets aan te doen is.
Behandelaren in de ggz zijn evenzeer gevoelig voor leeftijdsdiscriminatie. In een onderzoek werd aan een grote groep psychotherapeuten een vignet voorgelegd van een oudere man met een depressie. De helft van de therapeuten kreeg de ‘echte’ gevalsbeschrijving voorgelegd, met enkele termen die verwezen naar zijn ware leeftijd (‘oude man’) en de andere helft de aangepaste beschrijving (‘man van middelbare leeftijd’). Alle andere aspecten van het vignet waren exact hetzelfde, zoals de klachten van de man en zijn medische conditie. Wat bleek? De therapeuten die de oudere versie van dezelfde man beoordeelden, hadden veel minder positieve opvattingen dan degenen die de versie van middelbare leeftijd voorgelegd hadden gekregen: ze waren minder overtuigd van de behandelbaarheid, verwachtten een negatievere prognose, waren minder bereid hem zelf in behandeling te nemen en achtten zichzelf minder competent om de oudere man te behandelen. Dat is toch even schrikken!
Alleen al het beeld dat deze therapeuten van ouderdom hebben, maakt dat een oudere man minder kans heeft om in behandeling te worden genomen. En gebeurt dat toch, dan heeft men minder geloof in een goede uitkomst; en zal iemand dus ook minder energie in de behandeling stoppen. Je zult maar oud zijn!
Onderbehandeling van ouderen
Maar hebben die psychotherapeuten niet gewoon gelijk? Is een depressie bij een oudere immers wel even goed te behandelen als bij iemand van middelbare leeftijd? Uit een hoogwaardige meta-analyse blijkt dat leeftijd geen enkel verschil maakt in de effectiviteit van psychotherapie voor depressie tussen volwassenen, jonge ouderen en oudere ouderen.
Dus als je je net afvroeg of de oudere versie van de man in het vignet minder hoop mocht hebben op een goede afloop van de behandeling, dan heb je – net als de therapeuten – last van ageism. Ook andere psychische problemen zoals angststoornissen, PTSS en persoonlijkheidsstoornissen zijn prima behandelbaar op latere leeftijd; al hebben velen daar onterecht negatieve vooroordelen over.
Ageism is ernstig
Iedereen die oud wordt, wordt een doelwit van leeftijdsdiscriminatie, en daarmee is het de grootste vorm van discriminatie wereldwijd. Niet voor niets heeft de World Health Organization (WHO) alarm geslagen over de enorme impact van ageism, waardoor ouderen ongelijk behandeld worden. Negatieve opvattingen en beelden van ouder worden zitten immers diep in onze gezondheidszorg geworteld. Velen kijken met therapeutisch pessimisme naar ouderen. Dit leidt niet alleen tot onderbehandeling van ouderen, maar ook dat psychische klachten als passend bij de leeftijd worden beschouwd, met onderdiagnostiek tot gevolg.
Niet alleen therapeuten, maar ook huisartsen, praktijkondersteuners en ouderen zelf hebben doorgaans lage verwachtingen ten aanzien van de mentale veranderbaarheid van ouderen. Zo zochten depressieve ouderen die hun symptomen toeschreven aan hun leeftijd, meer dan vier keer zo weinig hulp bij hun huisarts als ouderen die hun klachten zagen als voortkomend uit een psychische aandoening. En ouderen die wel hulp zoeken bij hun huisarts voor psychische klachten, hebben een veel kleinere kans op een doorverwijzing naar psychotherapie, vergeleken met jongvolwassenen: de 65- tot 75-jarigen hebben bijna drie keer minder kans op een verwijzing en de 75+’ers zelfs bijna vijf keer zo weinig kans.
Waarom het wél zin heeft om ouderen met psychische problemen te behandelen
Ageism moet na meer dan een halve eeuw stoppen. In ons boek Met de jaren gaan we dieper in op de waarde van een passende, late diagnose en op de behandelmogelijkheden bij diverse mentale problemen waar ouderen mee kunnen kampen. We richten ons op die onderwerpen waarvoor tot dusverre weinig aandacht is of waar de grootste vooroordelen over bestaan, zoals de gevolgen van psychotrauma, persoonlijkheidsstoornissen, psychosomatiek, autisme, ADHD, en problemen in de familie. Ook bespreken we thema’s als levenseinde, kwaliteit van leven en zingeving, onderwerpen die altijd aan de orde zijn in de psychologische behandeling van ouderen.
Met de jaren
In Met de jaren ontdek je wat psychotherapie voor ouderen kan betekenen. Je komt boeiende casussen tegen en duikt in de wetenschap over de (onder)-behandeling van ouderen en het effect van late diagnoses. Dit boek met praktische kennis biedt een hoopvol perspectief voor iedereen die met ouderen werkt.