Uit onderzoek blijkt dat steeds meer Nederlandse jongeren te maken krijgen met jeugdhulp. Twaalf jaar geleden was dit 1 op de 27 en in 2018 was dit aantal toegenomen tot 1 op de 8. Ook wijst wetenschappelijk onderzoek uit dat de behandelmethoden in de laatste 50 jaar niet substantieel verbeterd zijn. In een opiniestuk in de Volkskrant van 17 september betogen Levi van Dam en Suzanne de Ruig (auteurs van Circulaire zorg) dat jongeren met problemen gedijen bij minder formele hulpverleners en meer ‘natuurlijke mentoren’.
Minder bemoeienis van jeugdzorg
Vooral gezinnen waar zich meer problemen tegelijkertijd afspelen doen een beroep op jeugdzorg, terwijl blijkt dat voor complexe problematiek juist weinig tot geen oplossingen zijn. Ook werd er onlangs in een rapport van de Inspectie Gezondheidszorg Jeugd vermeld dat met een deel van de gezinnen het beter ging met minder bemoeienis door hulpverleners als gevolg van de coronamaatregelen. Dit brengt ons tot een van de problemen: professionals duwen – onbedoeld – niet-professionals zoals familieleden, buren en sportcoaches uit beeld. Terwijl juist deze personen een belangrijke rol spelen in het opvoeden en opgroeien.
Samenwerking tussen professional en niet-professional
Een recente studie door Levi van Dam en Suzanne de Ruig laat zien dat juist bij jongeren met meerdere problemen de combinatie van de kennis van een zelfgekozen mentor (JIM) en professional effectief is. Daarnaast leidt de inzet van deze niet-professionals ook tot de nodige kostenbesparing voor de jeugdhulpinstellingen, die vanwege de aanhoudende bezuinigingen in financieel zwaar weer zitten. Toch moet deze verschuiving niet gemotiveerd worden door financiële redenen, want de verschuiving naar een circulaire jeugdhulp vraagt op korte termijn om een investering van gemeenten en instellingen.
Het volledige artikel kun je lezen op de website van de Volkskrant.