Van vreemde eend in de bijt naar een volwaardige aanvulling op de reguliere therapie: de positieve psychologie heeft zich de afgelopen jaren sterk weten te vestigen in het landschap van de geestelijke gezondheidszorg. Hoe kijken prominente aanhangers van deze vorm van psychologische hulpverlening naar hun vakgebied? In dit drieluik gaan we in gesprek met drie positieve psychologen. Allereerst spreken we met Ernst Bohlmeijer, die het als onderzoeker, trainer en schrijver op zich genomen heeft om inzichten uit de positieve psychologie met een breed publiek te delen.
Ernst Bohlmeijer is hoogleraar geestelijke gezondheidsbevordering aan de Universiteit Twente. Daar doet hij onder andere onderzoek naar compassie, psychologische flexibiliteit en het ontwikkelen van hulpbronnen. Voor dit laatste is de positieve psychologie een belangrijke inspiratiebron. Twaalf jaar geleden ontwikkelde hij samen met Monique Hulsbergen Voluit leven. Gedurende dit decennium is er veel moois uit de methode voortgekomen: een geheel transdiagnostisch behandelprogramma, vertalingen in het Engels, Duits en Deens, én maar liefst eenentwintig drukken. Ook is de Voluit leven-interventie in 2020 positief beoordeeld door het RIVM.
Hoe ben je in het vakgebied beland?
Eigenlijk ben ik via het onderzoek erin gekomen. Ik heb wel lang bij een ggz-instelling gewerkt, maar daar ontwikkelde en gaf ik vooral trainingen, en droeg ik bij aan verschillende projecten, bijvoorbeeld voor kinderen met ouders die psychiatrische problemen hadden. Daarna ben ik bij het Trimbos-instituut gaan werken. Daar heb ik veel onderzoek gedaan, vooral naar het herschrijven van je levensverhaal, en het effect dat dat kan hebben op depressiviteit bij vijftigplussers. Vervolgens ben ik bij de Universiteit Twente beland, waar ik nu hoogleraar ben. Dus gedurende mijn loopbaan heb ik altijd veel interesse gehad voor onderzoek en ontwikkeling, en dan met name het ontwikkelen van laagdrempelige interventies, zelfhulpprogramma’s en trainingen, om daarmee een groot publiek te kunnen bereiken.
Waarom had juist de psychologie jouw interesse? Waarin zat de aantrekkingskracht?
Goede vraag. Mensen blijven mij fascineren, en dan vooral wat hen belemmert. Hoe kan het dat sommige mensen juist helemaal tot bloei komen en een mooi leven leiden, terwijl anderen geblokkeerd raken? De kans om dat beter te begrijpen, dat vind ik interessant aan dit vak. En natuurlijk de missie die daarbij hoort: mensen helpen om het meeste uit hun levens te halen.
Dus dat is ook echt wat je drijft in je werk? Mensen helpen?
Ja, en ook om hen te inspireren. Dat geldt eigenlijk zowel voor cliënten als voor hulpverleners. Sinds het begin van mijn loopbaan heb ik veel samengewerkt met professionals uit alle hoeken van de zorg. Als ik van hen hoor dat ze door de programma’s die ik heb ontwikkeld hun werk weer leuk zijn gaan vinden, of er energie van hebben gekregen, of inspiratie, dan vind ik dat eigenlijk altijd de meest waardevolle complimenten die ik van ze kan krijgen. En (met alle bescheidenheid) is dat ook best vaak gebeurd, dus dat drijft me zeker wel!
Is dat ook waarom je besloot de pen op te pakken en boeken te gaan schrijven?
Ja, maar dat is eigenlijk ook omdat ik van creatief schrijven houd. Ik vind het leuk om wetenschappelijk te schrijven, en dat is ook heel belangrijk als hoogleraar, maar creatief schrijven is wel een hobby van mij. In zelfhulpboeken kan ik die twee schrijfstijlen mooi combineren: enerzijds een wetenschappelijk onderbouwing, maar anderzijds alle informatie zo laagdrempelig en toegankelijk mogelijk houden, dat vind ik steeds weer een leuke uitdaging. Ik ben er wel van overtuigd dat je alleen door het maken van een brug tussen deze twee benaderingen mensen kunt inspireren de inhoud ook echt toe te passen in hun eigen leven, en dat is uiteindelijk waar het om gaat.
Positieve psychologie komt vaak terug in jouw werk. Hoe ben je in die wereld beland?
Eigenlijk had ik er eerst een hekel aan. Ik associeerde het namelijk met oppervlakkig geluk, de gedachte dat alles maar heppiedepeppie moest zijn. Dat gevoel kan ik nog steeds wel eens hebben, maar ik zie nu ook de diepgang van positieve psychologie in. En in die diepgang heb ik zeker aspecten gevonden die me aanspreken en die ik belangrijk vind. Als ik kijk naar de geestelijke gezondheidszorg, dan zie ik dat die steeds medischer is geworden, en steeds meer werkt volgens bepaalde systemen. Daar zitten goede kanten aan, maar ik vind het te eenzijdig worden. Terwijl het eigenlijk niet om die modellen hoort te gaan, maar om de cliënten, en hoe ze met de juiste zorg weer tot bloei kunnen komen. Dat ze een prettig en een goed leven kunnen leiden. En daarvoor zag ik veel mogelijkheden binnen de positieve psychologie. De inzichten uit de positieve psychologie zullen nooit in de plaats komen van de klachtgerichte en inzichtgerichte benadering, want de therapieën die binnen dat kader zijn ontwikkeld zijn zinvol. Maar door deze aan te vullen met de positieve psychologie help je mensen ook echt weerbaarder te maken en te groeien.
Vind je dat daar nog te weinig oog voor is?
Nou, dat begint te komen. Maar ik heb het gevoel dat ik tien jaar geleden, toen ik bij het Trimbos-instituut werkte, nog een soort roepende in de woestijn was. Ik denk wel dat ik een van de eersten was in Nederland die hier oog voor begon te krijgen. Inmiddels zien we wel dat het steeds meer omarmd wordt. Ik denk dat veel hulpverleners er nog ambivalent tegenover staan, maar ik zie ook veel die er enthousiast over zijn en het graag toepassen, en ook de meerwaarde ervaren in hun dagelijkse praktijk. Monique Hulsbergen en ik hebben samen een cursus ontwikkeld, Goed leven met een psychische aandoening, die nu wordt toegepast bij mensen met een bipolaire stoornis. Zo’n cursus voorziet ook bij cliënten in een belangrijke behoefte. De helft van de cliënten staat open voor zo’n methode, maar er zijn ook veel mensen die het spannend vinden, aangezien het heel iets anders van ze vraagt. Je verlegt de focus van je ziekte en je problemen naar de vraag: hoe ga je je leven zo goed mogelijk oppakken? Dat is wel een grote stap, een nieuw perspectief.
Hoe zie je dan de toekomst van de ggz voor je?
Ik hoop dat er een gebalanceerde aanpak zal ontstaan. Bij de Universiteit Twente hebben we een model ontwikkeld ter verduurzaming van de geestelijke gezondheid, waarbij een goede balans is tussen aandacht voor klachten en onderliggende factoren die bijdragen aan het disfunctioneren van mensen, en aandacht voor de kracht van deze mensen, en wat hen weer kan helpen om een goed leven te leiden. Er zijn nu ggz-instellingen die het model als uitgangspunt in hun behandelvisie en behandelprogramma’s nemen.
Als onderzoeker, trainer en schrijver staat je leven in het teken van kennisverspreiding. Wat is een belangrijke les die cliënten jou hebben geleerd?
Ik heb onlangs een vrouw geïnterviewd met een bipolaire stoornis, die had meegedaan aan de cursus Goed leven met een psychische aandoening. Ik vond het boeiend hoe zij in staat was om, ondanks een ernstige psychische aandoening, toch weer te genieten van het leven, betekenisvol werk kon doen, en weer verbondenheid ervoer. Haar verhaal inspireerde me. Eigenlijk zegt het niet zoveel of iemand een psychische aandoening heeft. Ja, het heeft een impact, het is een uitdaging, maar wat de positieve psychologie aanreikt is voor iedereen. Ik zie veel mensen zonder psychische klachten toch vrij negatief leven. Uiteindelijk heeft iedereen zijn eigen uitdagingen in het leven. Hoe je daarmee omgaat, en hoe je dingen onderneemt die je waardevol vindt, dat is steeds weer de kern van het verhaal.
Heb je nog advies aan jongere psychologen, die geïnteresseerd zijn in positieve psychologie en de dingen die jij doet?
Je blijven ontwikkelen, en durf te blijven vernieuwen in alles wat je onderneemt. Dat is eigenlijk ook altijd mijn motto geweest. Ik ben mezelf elke zeven jaar weer op nieuwe thema’s gaan richten, omdat ik wilde voorkomen dat ik dingen op de automatische piloot ging doen. Het is altijd goed om een sterke basis te hebben, en om één model of therapie goed te beheersen, maar probeer jezelf ook uit te dagen door over nieuwe visies en benaderingen te leren. Dat komt niet alleen je eigen werk ten goede, maar het houdt je vak ook boeiend.
Is dat ook waarom je nu zo veel doet aan kennisdeling, bijvoorbeeld in de vorm van boeken en trainingen?
Ja, dat is wel de leuke kant ervan, het samenwerken met en trainen van zorgprofessionals, om zo te proberen bij te dragen aan hun inspiratie. Maar ik ben hen ook dankbaar, omdat zij mij veel geven als onderzoeker. Bij zo’n interventie die we ontwikkelen lijkt het soms een kant-en-klaarpakket, maar dat is het zeker niet: het vraagt altijd een enorme know how om het toe te passen bij cliënten, want elke cliënt is anders. Het is nooit een trucje dat je kunt herhalen; het vergt een zekere mate van flexibiliteit en introspectie.
Hoe zou je jezelf dan nog willen ontwikkelen?
Ik doe nu bijvoorbeeld veel met dankbaarheid. Ik ben ervan overtuigd dat dankbaarheid ook een hele mooie interventie is voor mensen met psychische klachten. Daar komt steeds meer onderzoek naar, maar ik vind het een uitdaging om zelf ook meer vanuit dankbaarheid te leven. Dat is nog niet zo gemakkelijk. Het vergt een diepe waardering voor wat er is. Het leven is eigenlijk ongelooflijk bijzonder, maar door de dagelijkse sleur of door drukte vergeet je dat makkelijk. Door me dagelijks bewust te zijn van dankbaarheid probeer ik me als mens te ontwikkelen. Om hier ook als trainer en onderzoeker meer inzicht in te krijgen, dat is een uitdaging die ik graag nog aanga.