Hoe help je mensen met hoardingproblematiek? Professional organizers vertellen in deze reeks over die ene cliënt. Over de geleerde lessen tijdens het opruimen, de cliënt die hen raakte en de mensen die ze soms niet konden helpen. Tinus communiceert bijna alleen maar op agressieve toon. Zijn kleine woning staat bomvol spullen en Hilde Verdijk wordt ingeschakeld om hem te helpen. Ze deelt de ervaringen van een moeizaam traject. Hoe geef je als organizer duidelijk je grenzen aan? En wanneer is iemands problematiek té complex?
Tinus en ik leren elkaar kennen in aanwezigheid van zijn maatschappelijk werkster. Ze draagt Tinus, een man van achter in de vijftig, aan mij over en doet dat in een gesprek met zijn drieën. Tinus heeft een ASS-diagnose. Dat wist ik al. Maar dat hij nogal autoritair praat is nieuw. Hij blaft de maatschappelijk werkster een paar opdrachten toe.
De maatschappelijk werkster lacht verontschuldigend: ‘Je zult wel aan zijn spreekstijl wennen.’ Ik zeg dat ik dat niet van plan ben: ‘Als dit is hoe Tinus communiceert, begin ik er niet aan.’ Tinus is zichtbaar verbluft en bindt in.
We bespreken de wensen en het bijbehorende plan. Tinus wil meer bewegingsruimte in huis en hij wil de huur opzeggen van een aparte opslagruimte. Die spullen moeten dus ook allemaal in huis komen. Hij wil minstens tien afspraken met me maken. Ik vertel dat ik eerst twee of drie keer ga proefdraaien: hebben Tinus en ik een klik? Is er wederzijds vertrouwen? Kan ik voldoende voor hem betekenen?
Dat is een verrassing voor Tinus. Hij ging ervan uit dat hij als cliënt bepaalt of en hoe we samen zouden gaan werken. De maatschappelijk werkster neemt aan het einde van het gesprek afscheid van Tinus en ik begin de week erna met mijn eerste uren organizen.
Een klein, maar vol appartement
Tinus’ appartement is maar klein: een woonkamer met open keuken, een slaapkamer, een badkamer met toilet en een halletje. Maar het staat wel héél vol. Niet alleen met meubels, maar ook met poppetjes, plantjes, boeken en letterlijk honderden dennenappels. Ik denk: er kan nu al nauwelijks iets bij, wat zou er allemaal weg mogen om ruimte te maken?
Het appartement is onderdeel van een woon-zorgcomplex. Vergeleken met de andere bewoners is Tinus eigenlijk nog te jong, maar gezien zijn autisme en de bijbehorende zorgbehoefte mag hij er toch wonen. Tinus zelf is opmerkelijk klein en hij loopt moeizaam.
‘Het was me niet ontgaan dat Tinus de voordeur achter me op slot draaide en een stoel onder de klink schoof.’
In het appartement valt me nog iets bijzonders op: aan de kasten hangen tientallen volgekrabbelde post-its. De deurtjes van de kastjes zijn dichtgemaakt met elastieken, touwtjes, paperclips en wasknijpers. Elke keer als Tinus iets uit een kastje wil pakken, moet hij alles loswikkelen en daarna weer op de omgekeerde wijze afsluiten. Het was me niet ontgaan dat Tinus de voordeur achter me op slot draaide en een stoel onder de klink schoof. De sleutel blijft wel in het slot zitten. Bang ben ik niet: ik ben veel groter, sterker en sneller dan Tinus, maar het geeft wel een rare sfeer.
Bijzonderheden
Voor elke afspraak moet Tinus eerst het weerbericht voor de komende week op een papiertje schrijven, dat hij in zijn agenda stopt. Die agenda zit in een tasje dat om zijn nek hangt, samen met zijn portemonnee, een pak papiertjes, zijn gsm, een bos sleutels en een flesopener. Het tasje zal minstens een kilo wegen. Hij hanteert een strikte volgorde van werkzaamheden. Hiervan afwijken is onmogelijk. Dan verstart hij volledig of hij vergeet onze afspraken over communicatie en praat weer op agressieve toon.
Na een paar weken samenwerken is Tinus’ manier van spreken duidelijk vooruitgegaan. Hij zegt alsjeblieft en dankjewel als hij iets gedaan wil hebben. Dat verbetert de sfeer aanzienlijk. Er wordt ook wat meer gelachen. Ik mag alleen niet neuriën of zachtjes fluiten tijdens het werk – iets wat ik blijkbaar onbewust doe –, want daar kan hij niet tegen. Ik mag niemand begroeten in het wooncomplex, want Tinus is ervan overtuigd dat zijn buren hem bespioneren.
Er duiken steeds meer bijzonderheden op: Tinus zegt dat zijn zus hem elke avond van achter het gordijn begluurt en controleert of hij wel op tijd naar bed gaat. Zijn buren zitten onder de eettafel te wachten tot hij even weggaat, om dan zijn flessen wijn en sterke drank leeg te drinken. Blanco papiertjes moeten door de papierversnipperaar: de buren kunnen anders zijn vingerafdrukken gebruiken voor identiteitsfraude.
De weinige bruikbare spullen die weg mogen, moeten naar de milieustraat: hij heeft ervoor betaald en wil niet dat anderen daar dan met hun vingers aan zitten. Hij heeft daarnaast een compleet gebrek aan ruimtelijk inzicht. Een doos vol glaswerk moet van Tinus in een kastje dat al propvol zit. Er kan letterlijk geen glaasje meer bij. Toch mag er niets uit het kastje weg en móet de inhoud van de doos erbij. Ik kan veel, maar niet toveren.
‘Ook al kan ik hem niet helpen, de huisarts moet wel op de hoogte worden gebracht van wat er speelt.’
Boze telefoontjes
Tijdens de maanden dat we samenwerken, is er nauwelijks een vuilniszak met overtollige spullen het huis uit gegaan; er zit weinig voortgang in. Dat vind ik lastig, want ik word wel uit gemeenschapsgeld betaald (pgb). Ik vind het nodig om mijn bevindingen met de huisarts te bespreken, maar dat wil Tinus niet.
Hij heeft bovendien de onprettige gewoonte aangenomen om mij telefonisch lastig te vallen: Tinus belt me minstens tien keer per dag op en eist dan dat ik terugkom, dat ik antwoord geef op vragen die echt niet in mijn vakgebied thuishoren of dat ik luister naar ellenlange verhalen. Hij schreeuwt eisen in de voicemailrecorder. Mijn kinderen mogen van mij de telefoon niet meer aannemen als ze zijn nummer op het display zien verschijnen. Tinus is niet voor rede vatbaar – hij blijft gewoon bellen, of ik het nu vriendelijk vraag of boos op hem word. Ik begin er slecht van te slapen.
Tinus heeft begeleiding nodig, maar niet van een organizer. Er speelt veel meer, wat door de maatschappelijk werkster niet is gezien óf wat ze me niet heeft verteld. Organizing gaat hier in elk geval niet helpen. Ondanks Tinus’ weerstand schrijf ik een verslag voor de huisarts met onderbouwing van wat ik zie en hoor, waarom Tinus naar mijn mening een gespecialiseerde therapeut nodig heeft en waarom mijn inzet hier stopt. Ook al kan ik hem niet helpen, de huisarts moet wel op de hoogte worden gebracht van wat er speelt.
Tinus is woest als ik hem vertel dat onze samenwerking gaat stoppen en waarom. Hij stampt voor me uit naar de centrale hal, waar de huisarts zijn kantoor heeft. Ik geef de brief aan de receptioniste van de huisartsenpraktijk. Tinus kijkt me niet meer aan.
Complexe problematiek
De psycholoog die Tinus na mij begeleidt, belt me na twee maanden op. Hij heeft nog nooit zo’n ingewikkelde combinatie van stoornissen gezien en is ook gestopt met zijn begeleiding. Tinus blijkt autisme, een dwangstoornis, een obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis en cognitieve tekortkomingen te hebben. Hij is niet in staat te veranderen in zijn gedrag. Alle begeleiding stopt. De huismeester van het complex zal op de brandveiligheid letten.
Ik voel me teleurgesteld dat ik Tinus niet kon helpen, maar ben vooral opgelucht dat het voorbij is. Dit gebeurt me nooit meer, neem ik me voor – geen cliënten meer met zulke complexe problematiek en zonder passende therapeutische ondersteuning. Ironie ten top: ik stoot me als een ezel een half jaar later nog een keer aan zo’n steen. Die samenwerking beëindig ik na twee maanden. Tinus leerde misschien niet van mij, maar ik wel van hem!
De cliëntverhalen in deze reeks zijn bewerkt zodat ze niet te herleiden zijn tot werkelijke personen.
Meer lezen over Hoarding?
Lees dan ook het boek Hoarding. Opruimen en ordenen met problematische verzamelaars. Geschreven door professional organizers, Hilde Verdijk, Klazien Lambregtse, Annelie Brummer, Ingrid Tielemans en Divya van den Berg, die gespecialiseerd zijn in het begeleiden van mensen met verzamelstoornis en door gz-psycholoog, Menno Norden.