Vorig jaar is de herziene uitgave van het handboek Klinische neuropsychologie (Kessels et al., 2022) verschenen, dit jaar gevolgd door de Engelstalige editie Clinical neuropsychology (Kessels et al., 2023), beiden in de reeks Neuropsychologische handboeken. Doel van het handboek is zowel de cognitief-neurowetenschappelijke modellen te beschrijven die binnen de klinische neuropsychologie worden gebruikt, als ingaan op de neuropsychologische werkwijze in de Nederlandse praktijk en de belangrijkste ziektebeelden die op volwassen leeftijd kunnen voorkomen. De cognitieve stoornissen staan hierbij centraal.
Deze tekst is afkomstig uit het ‘Tijdschrift voor Neuropsychologie’ (jaargang 18, nummer 2, 2023), geschreven door Roy P.C. Kessels en Esther van den Berg.
Een handboek voor wo- en hbo-opleidingen psychologie
Het handboek richt zich in eerste instantie op de (beginnende) psycholoog: de academische bachelorstudent psychologie. Het boek kan met weinig voorkennis worden gelezen. Basale kennis van de neuroanatomie en van algemene psychologische begrippen, zoals deze in het eerste bachelorjaar worden onderwezen, volstaat. Ook binnen de klinisch georiënteerde masteropleidingen wordt het handboek gebruikt. De hoofdstukken gericht op de neuropsychologische methoden en ziektebeelden lenen zich bij uitstek voor de benodigde verdieping op masterniveau. Voorts is het boek geschikt als handboek binnen bijvoorbeeld de postmasteropleiding tot gezondheidszorgpsycholoog en als naslagwerk voor klinisch werkende psychologen. Voor de post-gz-opleidingen tot klinisch (neuro)psycholoog zal het – evenals voor andere klinisch werkende psychologen – als het goed is een naslagwerk zijn voor de ‘bekend veronderstelde stof’.
‘Het doel van het boek is dus tweeledig: enerzijds is het een leerboek om de (beginnende) psycholoog basisbegrippen en -kennis van de klinische neuropsychologie bij te brengen, anderzijds is het een naslagwerk voor praktiserende psychologen.’
Waarom deze herziene uitgave?
De eerste versie van dit boek verscheen in 1997 (Deelman et al., 1997). Ons vakgebied staat echter niet stil: er zijn nieuwe wetenschappelijke inzichten, andere theoretische modellen, er is geavanceerdere beeldvorming van de hersenen mogelijk en er is meer kennis over hersenziekten. Hierom is het handboek sindsdien enkele keren meer of minder grondig herzien. Aan het uitgangspunt is echter niets veranderd: de klinische praktijk is het uitgangspunt. In de opbouw van dit boek is er daarom wederom voor gekozen om, na een inleidend gedeelte, eerst de functiedomeinen te behandelen en in het laatste deel de ziektebeelden. Bij het bestuderen van de ziektebeelden kan de lezer dus gebruikmaken van de kennis en inzichten uit de eerste twee delen: wat is de rol van de neuropsycholoog in de praktijk en hoe werken de verschillende neurocognitieve processen, en hoe kan deze kennis worden toegepast bij dit bepaalde ziektebeeld?
Deel I: ‘Inleiding in de neuropsychologie’
In deel I, ‘Inleiding in de neuropsychologie’, wordt stilgestaan bij het vakgebied van de klinische neuropsychologie en haar methoden: beeldvormend onderzoek in relatie tot gedrag, methodologische aspecten en de klinische praktijk, en inzichten over herstel en plasticiteit.
Deel II: ‘Functiedomeinen’
Dit deel richt zich vervolgens op de verschillende neurocognitieve processen, die voor het overzicht gegroepeerd zijn in globale cognitieve domeinen: waarneming, geheugen, taal en spraak, aandacht en executief functioneren, emotie en sociale cognitie, motoriek en actie en intelligentie. Van ieder domein worden de cognitieve processen en theoretische modellen toegelicht, worden stoornissen in deze processen besproken en wordt ingegaan op functielokalisatie aan de hand van laesieonderzoek bij patiënten (aan de hand van casuïstiek) en beeldvorming bij gezonde proefpersonen, om zo te komen tot een neuropsychologisch model.
Deel III: ‘Ziektebeelden’
Ten slotte komen de belangrijkste hersenziekten en syndromen aan bod. Bij ieder ziektebeeld wordt eerst ingegaan op het klinisch beeld, de diagnostische criteria en de epidemiologie. Vervolgens wordt de etiologie en neuropathologie besproken, voor zover deze bekend zijn, en, indien van toepassing, de rol van de genetica en (medische) behandeling. De cognitieve stoornissen van het ziektebeeld staan in ieder hoofdstuk centraal. Hierbij is het dan de vraag of er sprake is van specifieke uitval of juist van algemeen cognitief verval, of er een eenduidige relatie is met de lokalisatie en ernst van een laesie of hersendisfunctie en of er naast cognitieve stoornissen ook andere factoren van belang zijn, zoals gedragsfactoren of stemmingsveranderingen, die het neuropsychologische beeld kunnen kleuren. Ook hier wordt gebruikt gemaakt van exemplarische casuïstiek.
Wat staat er niet in het boek?
Een breed overzichtswerk maken betekent ook keuzes maken. Het is onmogelijk om in een dergelijk werk alle aspecten van de cognitieve domeinen en neuropsychologische beelden uitputtend te bespreken. De onderwerpen van de afzonderlijke hoofdstukken zijn zonder uitzondering al een boek op zich waard.
‘Het boek is nadrukkelijk ook geen boek dat zich richt op het doen van neuropsychologische diagnostiek, het geeft geen uitgebreid overzicht en bespreking van tests, en het gaat ook niet over hoe je neuropsychologische interventies kunt uitvoeren aan de hand van protocollen.’
Ben je hier wel naar opzoek? Dan zijn hiervoor andere delen in de reeks Neuropsychologische handboeken beschikbaar.
De redactie heeft ervoor gekozen om in deel III met name ‘klassieke’ neurologische ziektebeelden op te nemen, zoals herseninfarcten, epilepsie, traumatisch hersenletsel en dementie. Er is tevens een hoofdstuk over psychotische stoornissen opgenomen, omdat deze in de kern een cognitieve stoornis betreffen. Andere primair psychiatrische beelden worden niet in dit boek besproken. Een bespreking van psychiatrische stoornissen zou bovendien vanuit een transdiagnostisch perspectief op psychopathologie moeten plaatsvinden in plaats vanuit syndromale, maar arbitraire DSM-classificaties (bijvoorbeeld aan de hand van de Research Domain Criteria). Het boek Cognitieve neuropsychiatrie (Eling et al., 2013), dat op dit moment herzien wordt, voorziet in dit hiaat. Daarnaast heeft de redactie ervoor gekozen om dit boek alleen op de volwassenen en ouderen te richten. Voor de neuropsychologische praktijk van kinderen en jeugdigen is er het boek
Klinische kinderneuropsychologie (Swaab et al., 2017). Tevens kunnen niet alle kanttekeningen in detail worden besproken, en geldt voor alle onderwerpen dat deze deel uitmaken van een zich nog altijd ontwikkelend wetenschapsgebied.
Over zaken waar op dit moment consensus over bestaat, kan over enkele jaren heel anders worden gedacht. Dit geldt in het bijzonder voor klinische criteria, die voortdurend veranderen. De ervaren clinicus of onderzoeker zal wellicht onderwerpen missen of genuanceerder over bepaalde zaken denken, maar dit boek geeft een mooi overzicht van de huidige stand van zaken van de klinische neuropsychologie in Nederland, waarbij actuele theoretische inzichten en recente ontwikkelingen in de klinische praktijk zijn geïntegreerd.
Klinische neuropsychologie: de Nederlands- én Engelstalige uitgave
Doordat steeds meer bachelor- en masteropleidingen psychologie in Nederland in het Engels worden aangeboden volstond alleen een Nederlandstalig handboek op het gebied van de klinische neuropsychologie niet langer. Toch vinden wij het belangrijk dat deze kennis over de Nederlandse neuropsychologische praktijk ook in een Nederlandstalig handboek beschikbaar blijft, omdat veel praktiserende psychologen er prijs op stellen dat deze informatie in de eigen taal te lezen. Het is daarnaast belangrijk dat studenten die later klinisch werkend psycholoog willen worden ook de Nederlandse terminologie beheersen.
Deze wordt immers in de klinische praktijk en door andere disciplines gehanteerd (de neuroloog heeft het niet over de medial temporal lobe of een stroke, maar over de mediale temporaalkwab en een beroerte, en de psychiater heeft het niet over PTSD of OCD, maar over PTSS en OCS). Bovendien is dit de taal van de patiënt: zo heeft de patiënt met MS het over een shub, en niet over een exacerbation, en spreekt de patiënt met epilepsie over zijn of haar aanvallen en niet over seizures. Met steun van de uitgever en de Stichting Neuropsychologie Nederland hebben we daarom zowel een Nederlandstalige als een Engelstalige editie van het handboek uitgebracht. Beide edities zijn equivalent; ze bevatten dezelfde stof, voorbeelden, criteria, uitleg en referenties, waardoor beide boeken naast elkaar in een zelfde cursus gebruikt kunnen worden (bijvoorbeeld in een tweetalige stroom, waarbij zowel Nederlandstalige als internationale studenten deels in het Nederlands en Engels onderwijs krijgen).
De Engelstalig editie biedt bovendien meerwaarde ten opzichte van andere bestaande Engelstalige handboeken met als titel Clinical neuropsychology. Deze zijn vaak erg gericht op de Angelsaksische praktijk (met bijvoorbeeld veel aandacht voor letselschade-onderzoek of board certification), juist heel erg gericht op diagnostiek en testgebruik (vaak met beschrijvingen van tests en testbatterijen die in Nederland niet gebruikt worden, zoals de Halstead-Reitan of de RBANS), of veel te uitgebreid voor gebruik in een bacheloropleiding. Daarnaast zijn veel ‘klassieke’ Engelstalige handboeken inmiddels ook al op leeftijd, waarbij er niet altijd zicht is op nieuwe, herziene edities.
Over de auteurs
Roy P.C. Kessels is hoogleraar Neuropsychologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, klinisch neuropsycholoog bij Vincent van Gogh voor Geestelijke Gezondheidszorg in Venray en hoofdredacteur van het handboek.
Esther van den Berg is klinisch neuropsycholoog bij de afdeling Neurologie en Alzheimercentrum van het Erasmus MC in Rotterdam en redactiesecretaris van het handboek.
Meer over Clinical neuropsychology (revision)
Benieuwd geworden naar het breed overzichtswerk van Kessels en van den Berg? In onze shop vind je meer informatie over deze herziening én vertaling. Bij aanschaf van dit boek ontvang je een exclusief kleurenkatern met de belangrijkste hersengebieden en -circuits, als ondersteuning bij het lezen van de hoofdstukken.