Word je heel kwaad op jezelf als je baas je betrapt op een spelfout? Kun je wel door de grond zakken als je er bij het afrekenen van je boodschappen achter komt dat je je pinpas (en telefoon met Apple Pay) vergeten bent? Of voel je je meteen zwakbegaafd als je het gesprek van je collega’s niet kunt volgen? Dit zijn emotionele reacties die veel heftiger zijn dan wat past bij de situatie. Als je dit soort reacties bij jezelf herkent, dan weet je dat er een schema actief is. Een disfunctioneel schema, om precies te zijn. Hoe komen we aan die schema’s? En waarom heb je ze óók als je ouders het vroeger juist heel goed hebben gedaan?
Deze tekst komt uit het boek Unstuck, hoofdstuk 2: Wat zijn schema’s? Of: de zoektocht naar triggers.
Voorpublicatie Unstuck
Een schema is een bril waardoor je naar de wereld kijkt en waarmee je de gebeurtenissen om je heen interpreteert. Dit interpreteren gebeurt op gevoelsniveau, niet op basis van je gezonde verstand. Dit klinkt waarschijnlijk nogal vaag, dus even een voorbeeld. Stel je voor dat een vriend met een goede reden (zijn vader is plotseling opgenomen in het ziekenhuis) jullie afspraak afzegt.
Je weet wel dat dit niets met jou te maken heeft en dat deze vriend natuurlijk naar zijn vader moet, maar je voelt je toch afgewezen en alleen, hoezeer je ook op jezelf inpraat. We zeggen dan dat je schema ‘verlating’ is geactiveerd. Dit is meteen een tweede kenmerk van een schema, een gevoel dat blijft hangen ondanks dat je tegen jezelf zegt dat dit niet reëel is. Oftewel: schema’s vechten terug.
‘Maar mijn ouders hebben het juist heel goed gedaan! Hoe kan ik dan toch schema’s hebben?’
Hoe komen we eigenlijk aan die schema’s?
Ieder kind heeft basisbehoeften. En dan hebben we het niet over rondrijden in de nieuwste Bugaboo, de hele dag klassieke muziek horen en vier keer per jaar op vakantie gaan. Nee, het zijn basale behoeften. Er worden er vijf onderscheiden: veiligheid en verbondenheid, autonomie, competentie en identiteit, zelfexpressie, spontaniteit en spel, en realistische grenzen. Hieraan moet voldoende tegemoet worden gekomen, zodat een kind zich emotioneel gezond en voldoende veerkrachtig ontwikkelt. Mensen denken hierbij vaak dat een tekort aan een of meerdere basisbehoeften voor problemen zorgt, maar het kan ook gebeuren dat je er te veel van krijgt. Je kunt je vast goed voorstellen dat iemand die als kind te veel veiligheid en verbondenheid ervaart, later angstig en afhankelijk wordt.
Als een of meerdere van deze behoeften onvoldoende worden vervuld (te weinig óf te veel van het goede), dan komt je ontwikkeling in gevaar en ontwikkel je disfunctionele schema’s. Schema’s ontstaan omdat je als kind die de wereld leert te begrijpen, conclusies verbindt aan vervelende situaties: nu gaat het zo, dus zo zal het altijd wel gaan. Je overgeneraliseert als het ware.
We geven een voorbeeld om dit duidelijk te maken. Stel dat je moeder steeds dingen belooft die ze niet nakomt: je ophalen van school, samen naar de bioscoop in het weekend, een nieuwe fiets, enzovoort. Een logische conclusie die je trekt is dat je moeder niet te vertrouwen is. Dit helpt jou, omdat je je verwachtingen ten aanzien van haar flink naar beneden bijstelt en het je daardoor minder raakt als ze haar beloften weer eens niet nakomt. Als je deze regel (de ander is niet te vertrouwen) ook op andere situaties toepast, en die kans is groter als er nog meer niet erg betrouwbare mensen in je omgeving zijn, ga je geloven dat niemand te vertrouwen is. En zo ontwikkel je een schema ‘wantrouwen’: als je je eigen moeder al niet kunt vertrouwen, wie dan wel?
De vijf basisbehoeften
1. Veiligheid en verbondenheid
Als kind heb je betrouwbare volwassenen om je heen nodig die van je thuis een veilige plek maken. Hierbij is het belangrijk dat je je verbonden voelt met anderen, dat je bij hen hoort, dat er sprake is van stabiliteit, dat er van je gehouden wordt en dat je geaccepteerd wordt zoals je bent.
2. Autonomie, competentie en identiteit
Als kind wil je de wereld ontdekken! De volwassenen om je heen moeten je beetje bij beetje loslaten, je zelfvertrouwen geven dit te doen en je waarderen om wie je bent. Zo ontwikkel je je tot een zelfstandig denkende, autonome volwassene met voldoende zelfwaardering en een gevoel van identiteit.
3. Zelfexpressie
Het is belangrijk jezelf zo te mogen uitdrukken zoals je zelf wilt. Het gaat hierbij om aangeven wat je nodig hebt, wat je mening is, maar ook dat er voldoende ruimte is voor de emoties die je ervaart.
4. Spontaniteit en spel
Als kind moet je lekker je eigen mening kunnen geven en je gevoelens kunnen uiten zonder dat hiervoor allerlei regeltjes gelden. Ook moet je ruimte hebben om vrij te kunnen spelen zodat je kunt ontdekken wat je leuk vindt.
5. Realistische grenzen
Als kind is het belangrijk om realistische (niet te zwakke, maar ook niet te autoritaire) grenzen te krijgen van je opvoeders, zodat je leert om frustraties te verdragen. Ook leer je zo om je eigen behoefte aan autonomie en spontaniteit en spel af te stemmen op anderen. Je bent namelijk niet alleen op de wereld!
Welke schema’s en modi zijn bij jou vaak actief?
Voor meer inzicht in jouw patronen verwijzen vul je de vragenlijsten in van de Vereniging voor Schematherapie (VSt).
Maar mijn ouders hebben het juist heel goed gedaan! Hoe kan ik dan toch schema’s hebben?
We kunnen ons voorstellen dat je denkt: wat hierboven staat geldt helemaal niet voor mij, mijn ouders hebben het juist heel goed gedaan! Dat kan kloppen. Zoals gezegd kun je namelijk ook schema’s ontwikkelen als je te veel van het goede krijgt. Ook dan komen sommige basisbehoeften namelijk onder druk te staan. Ouders die je bijvoorbeeld verwennen door je alles te geven wat je wilt, voldoen niet aan de basisbehoefte ‘realistische grenzen’. Of als ouders je te veel beschermen, komt de basisbehoefte ‘autonomie’ (en misschien ook wel de basisbehoefte ‘spontaniteit en spel’) onder druk te staan.
Ook is het belangrijk om te noemen dat (verreweg de meeste) ouders de beste bedoelingen hebben. Desondanks gebeurt het toch dat ze dingen niet goed doen in de opvoeding of dat er omstandigheden spelen waardoor schema’s ontstaan.
Schema’s zijn toch helemaal niet handig? Waarom hebben we ze dan?
Die schema’s zijn inderdaad heel vervelend en lastig. Maar het is toch goed te begrijpen waarom we die schema’s ontwikkelen. De wereld waarin we leven is ongelooflijk complex. Kijk maar eens om je heen als je lekker met een glas wijn op het terras zit: mensen in alle soorten en maten die langslopen, verkeer dat voorbijraast, het weer en de huizen, gebouwen en bomen. Als al die prikkels steeds in alle hevigheid binnenkomen alsof je ze voor het eerst ziet en je deze stuk voor stuk moet interpreteren, heb je geen ruimte en energie meer over om te leven!
‘Schema’s die we nu als disfunctioneel ervaren, waren vroeger wél helpend om je wereld te begrijpen en te overzien.’
Gelukkig heeft ons brein daar wat op gevonden, het maakt namelijk ‘leefregels’ aan, zodat ons leven overzichtelijk wordt. Als we iedere keer als we een rood stoplicht zien moeten nadenken wat dat ook alweer betekent, fietsen we er al voorbij voordat we het antwoord weten. We hebben geleerd dat we voor een rood stoplicht moeten wachten (‘Rood is stoppen’) en hebben dit zo sterk ingeprent dat we hier niet meer over na hoeven te denken. We weten dit automatisch. En zo weten we veel dingen automatisch: ‘Ajax is de beste!’ ‘Gin-tonic is lekkerder dan Aperol spritz’ of ‘Het is friet, geen patat’. Leefregels maken ons leven dus begrijpelijk en overzichtelijk, leefregels als lifesaver dus. Een bijwerking is helaas dat we ook leefregels aanleren die (op de lange termijn) niet helpend zijn. Dit zijn dus die disfunctionele schema’s.
Wat verder belangrijk is om je te realiseren is dat de schema’s die we nu als disfunctioneel ervaren, vroeger wél helpend waren om je wereld te begrijpen en te overzien. Stel je maar eens voor dat je bent opgegroeid bij ouders die veel van huis waren en misschien ook wel niet beschikbaar waren voor je wanneer ze wel fysiek aanwezig waren. Grote kans dat je een schema ‘emotioneel tekort’ ontwikkeld hebt (‘Ik krijg nooit wat ik nodig heb van anderen, ik sta er alleen voor’). Vroeger kreeg je inderdaad niet de aandacht en liefde die je nodig had en was het beter om dit niet te verwachten, omdat je anders steeds teleurgesteld zou zijn. Het schema beschermde je als het ware tegen onrealistische verwachtingen.
Nu je zelf je leven hebt vormgegeven, is je schema blijven bestaan, maar heb je het (hopelijk) niet echt meer nodig: de mensen die je nu om je heen hebt verzameld geven je wel de liefde en aandacht die je nodig hebt. Je hebt nu vooral last van je schema: je denkt de hele tijd dat anderen niet geven wat je nodig hebt, wat een naar gevoel oplevert, terwijl dit in werkelijkheid helemaal niet zo is.
Lees meer over de verschillende emotionele toestanden (oftewel: modi) bij disfunctionele schema’s in het artikel: Schematherapie: dankzij de leer van de modi snap ik mijn emotionele toestand beter.
Wil je aan de slag met je eigen schema’s?
In het boek Unstuck. Dealen met overbelasting, perfectionisme en niet weten wat je wilt van Fleur Kraanen en Marieke Hesseling lees je meer over schematherapie én typische problemen van millennials.
In Unstuck leer je met iets meer mededogen naar jezelf te kijken, iets minder hoge eigen te stellen en te zien in welke patronen je vastzit. Aan de hand van praktijkvoorbeelden, quizzen en praktische opdrachten, leer je jouw niet-helpende patronen herkennen en deze te doorbreken.