‘Als vader weet ik wat goed is voor mijn kind, maar het lukt me niet altijd om hem te bereiken. Een hulpverlener lukte het ook niet. De JIM wel.’ De zoon van Fons had een JIM (Jouw Ingebrachte Mentor) nodig. In dit portret vertelt hij over zijn ervaringen als ouder en hoe een eigen JIM Fons zelf ook kon steunen.
Dit portret is onderdeel van het online te lezen portrettenboek, dat geschreven is bij het boek Circulaire zorg. Het interview is bewerkt door de redactie van Boom Psychologie & Psychiatrie.
Wanneer hoorde je van JIM?
‘Mijn jongste zoon was volgens iedereen moeilijk. School, maatschappelijk werk, zijn moeder en stiefvader … allemaal vonden ze hem een rotkind. Toen hij een jaar of 14 was, liep zijn gedrag de spuigaten uit. Hij blowde, hing op straat en haalde rotzooi uit. Ik snapte wel waar het vandaan kwam. Hij heeft, net als ik, last van iets in de richting van ADHD. Hij werd overvraagd en ging zijn heil zoeken in verkeerde dingen.
Mijn zoon liep weg van zijn moeders huis – waar hij woonde – en kwam naar mij toe. Kort daarna werd maatschappelijk werk gestart. Van een maatschappelijk werker hoorde ik van het JIM-concept. Ik was gelijk fan van dit idee, omdat het uitgaat van gelijkwaardigheid. De oplossing moest vanuit ons zélf komen en niet vanuit de hulpverlening. Mijn zoon koos zijn opa, de vader van mijn ex, als JIM.’
Wat vond je daarvan?
‘Ik vond dat zelf wel lastig, want waar opa is, is oma. En waar oma is, is mijn ex-vrouw. En zij zijn allebei tegen mij. Maar ik moest mijn eigen ego aan de kant zetten, omdat deze JIM goed was voor mijn zoon. Ik was ervan overtuigd dat een JIM nodig was: iemand die al in onze omgeving was. Opa kende hem al en snapte hem. Er kwamen veel hulpverleners over de vloer, maar opa was er al en gaat nooit weg. Het was goed voor mijn zoon.’
Ging alles altijd van een leien dakje?
‘Nee. Tijdens bijeenkomsten met de hulpverlening gaven mijn ex, haar vriend, haar moeder en ook haar vader me steeds steken onder water. Toen ik dat aankaartte bij de hulpverlener, stelde hij mij de vraag: “Wie zou jouw JIM kunnen zijn?” Nou, dat wist ik wel. Dat moest Olaf, mijn beste vriend, worden. We zagen elkaar sowieso al elke week, omdat we bij elkaar aten. Tijdens een van die etentjes vroeg ik hem als JIM. Hij kreeg echt een positie. Hij vond het leuk en interessant. Ook vanwege zijn werk als manager van de arrestantenzorg in Oost-Nederland. Olaf vond het prima om JIM te worden, want hij was toch al een luisterend oor voor mij.’
Had het feit dat Olaf je JIM werd invloed op jullie vriendschap?
‘We bleven gewoon vrienden. Er was geen sprake van ongelijkheid of een machtsverhouding. Het contact bleef altijd gelijkwaardig. Maar het hielp, want dankzij die gesprekken kreeg ik meer rust. Ik kon mijn verhaal kwijt. Af en toe kwam hij met een oplossing. En alleen al dat ik mijn verhaal kon vertellen luchtte op. Eigenlijk heeft iedereen een JIM nodig om zijn verhaal aan kwijt te kunnen, anders worden mensen eenzaam. Mijn hulpverlener vroeg mij bovendien: “Wat voor soort vader wil je zijn? Iemand die alles oplost of iemand die een veilige haven is voor zijn kinderen?” Dat zorgde voor een omslag. Ik wilde een veilige haven zijn, waar ze op adem konden komen.’
Perspectief op JIM: in 10 portretten
Op verzoek van de auteurs van Circulaire zorg heeft journalist Sjoerd Wielenga een aantal mensen geïnterviewd met steeds een ander perspectief op JIM. Zo heeft hij twee jongeren, een ouder, een JIM, twee uitvoerende professionals, een oud topsporter en diverse bestuurders geïnterviewd en hun verhalen opgeschreven. Hoe zien zij JIM vanuit hun rol, positie en verantwoordelijkheid? Lees de tien portretten in het gratis te downloaden portrettenboek.
Je was enige tijd ook actief op JIM-bijeenkomsten. Wat dreef je om je als vrijwilliger in te zetten voor de stichting?
‘Een kind heeft niet veertig hulpverleners nodig, maar één JIM. Die is er altijd voor een kind. Als vader weet ik wat goed is voor mijn kind, maar het lukt me niet altijd om hem te bereiken. Een hulpverlener lukte het ook niet. De JIM wel en dat komt doordat hij – anders dan een hulpverlener – niet vastzit aan protocollen, regels en verantwoording. Opa sloeg tijdens een gesprek met school eens met de vuist op tafel en maakte ruzie. Dat kan een hulpverlener niet doen. Maar het hielp wel. Ik was wekelijks op school om hulp te vragen voor mijn jongen, maar dat veegden ze van tafel. Met JIM gingen de deuren wél open. Dat waar ik anderhalf jaar tevergeefs voor knokte, lukte de JIM wel, omdat school accepteerde dat een derde persoon zich met het kind ging bemoeien. Gelukkig was er een goede leerplichtambtenaar die het ook stimuleerde.’
Hoe is het nu met je zoon?
‘Met mijn zoon gaat het goed! Hij doet een opleiding tot schilder en wil een eigen bedrijfje beginnen. Hij doet zijn huiswerk trouw, dus dat is heel goed. Hij woont bij zijn moeder. Op het terrein wonen sinds kort ook haar ouders, van wie zij mantelzorger is. Mijn zoons JIM woont dus bij hem op het erf.’
Circulaire zorg
De JIM-aanpak is overal te vinden: op school, in de buurt, in jeugdzorg en in de ggz. Minderjarige vluchtelingen hebben een JIM, net als zwerfjongeren, pleegkinderen en jongeren met een (verstandelijke) beperking. Het boek Circulaire zorg van Suzanne de Ruig en Levi van Damlaat zien waar JIM nu staat en welke mogelijkheden er zijn voor een nieuwe kijk op de jeugdhulpverlening.