Practice what you preach – een adagium dat psychologen maar al te vaak niet naleven. Hoe pas ik, klinisch psycholoog en schrijver van Unstuck, een zelfhulpboek over schematherapie voor millennials, dit zelf toe? Deze vraag komt bij me op de avond voor dat ik een ultramarathon ga lopen in de Zwitserse Alpen. 51 kilometer met 3100 hoogtemeters. Doe ik dit wel vanuit de gezonde volwassene? Of speelt mijn veeleisende oudermodus ook een rol? Het is hoog tijd voor een analyse.
Het idee om deel te nemen aan deze ultra ontstaat na het lopen van de marathon van Amsterdam, afgelopen oktober. Ik train vier keer in de week en werk nauwgezet een trainingsschema af. Ik ben bezig met aantallen minuten per kilometer, vergeet vaak te genieten en ook op vakantie train ik stug door. Hoewel de marathon goed gaat, hou ik er toch een onbevredigend gevoel aan over. Naast dat het me wat oplevert (Succes! Bewondering! Of is dit eigenlijk meer een zelfverheerlijker?), kost het me ook veel. Borrels en verjaardagen laat ik schieten of ik ga eerder weg, en als ik moe ben, geen zin heb of het weer slecht is, trek ik toch de hardloopschoenen aan om de nodige kilometers af te leggen langs de Amstel. Overduidelijk heb ik hier te lijden onder mijn veeleisende oudermodus en vervolgens de perfectionistische overcontroleerder die aan haar eisen tegemoet wil komen.
De veeleisende oudermodus, zelfverheerlijker, perfectionistische overcontroleerder? Wat betekenen deze termen precies? In dit artikel lees je over de verschillende modi uit schematherapie.
Dit moet anders, besluit ik. Online stuit ik bij toeval op de Eiger-trail en ik ben meteen enthousiast. Ik ben altijd al dol op de bergen en het vooruitzicht dat rondetijden niet belangrijk zijn, lijkt me heerlijk. Overduidelijk een geval van een vrijekindmodus die wordt getriggerd. Deze werkt blijkbaar aanstekelijk, want het kost me weinig moeite mijn zus te overtuigen om met me mee te doen. De gezonde volwassene komt er iets minder aan te pas, want ik ben totaal niet bezig met vragen als hoeveel impact het trainen hiervoor gaat hebben op mijn leven en hoe ik hiervoor moet trainen in het vlakke Nederland.
Het enthousiasme en de onnadenkendheid van mijn vrije kind brengt me al snel aan het twijfelen en de oudermodi slaan genadeloos toe. Wat heb je je nou weer op de hals gehaald? Je denkt er weer veel te makkelijk over! Nu heb je het al aan iedereen verteld en moet je straks laten weten dat je het niet gehaald hebt! – is wat ik van binnen hoor. Ik besluit een trainer in te schakelen om me te helpen bij de voorbereidingen. Wederom rijst de vraag of dit gezond volwassen is of een perfectionistische overcontroleerder. Ik kies gemakshalve maar even voor het eerste. Ik weet echter zeker dat de gezonde volwassene in de lead is als ik Jorin, mijn trainer, verzoek om het aantal trainingen terug te schroeven van vier naar drie keer per week. Ook blijf ik genoeg ruimte maken voor feestjes en borrels, want die zijn belangrijk voor mij en geven me energie. Meestal gebeurt dit vanuit het vrije kind met een gezonde volwassene die ervoor zorgt dat ik toch nog redelijk op tijd thuis ben, maar dit lukt niet altijd. Zo komt het voor dat ik na de nodige alcohol (onthechte zelfsusser!) en met maar vier uur slaap toch op zondag een 25 kilometer loop. De straffende ouder geeft mijn ongedisciplineerde kind op haar kop met de gedachte: ’s Avonds een vent, ’s ochtends een vent!
‘De gezonde volwassene zegt dat ik best even mag stoppen, maar de strenge stemmen in mijn hoofd vertellen me om door te gaan – wat ik doe.’
De nacht voor race day kan ik niet in slaap komen. De oudermodi zijn het sterkst in de nacht en de ondermijnende boodschappen vliegen me om de oren. Gelukkig stelt mijn gezonde volwassene me gerust: ook als je slecht slaapt, kun je een prima race lopen. Als het om 7 uur eindelijk tijd is om naar de start te gaan, voel ik gelukkig weer iets van het vrije kind. Dat is waar het voor mij om draaide. Het weer is stralend en de bergen rijzen aan alle kanten van mij op. Vanaf de start zit ik er meteen lekker in. Als ik na 9 kilometer bij de eerste verzorgingspost kom en me nauwelijks moe voel, weet ik dat ik het ga halen. Ik geniet met volle teugen van het steeds veranderende landschap, de sfeer en het gevoel dat mijn lichaam topfit is. Net voor het hoogste punt heb ik het zwaar. De klim is extreem stijl en vanwege de grote hoogte voel ik me duizelig worden en krijg ik hoofdpijn. Hier kom ik ook voor het eerst in gevecht met mijn oudermodi. De gezonde volwassene zegt dat ik best even mag stoppen, maar de strenge stemmen in mijn hoofd vertellen me om door te gaan – wat ik doe.
Na de top is het vooral nog een kwestie van afdalen. Ik geniet voluit vanuit mijn vrijekindmodus van het springen van steen naar steen, het kiezen van de juiste route over kilometerslange paden, bestaande uit boomwortels, sneeuw waar je over uitglijdt en af en toe een wat zanderiger pad om even op adem te komen en waar je niet super gefocust hoeft te zijn. De laatste 7 kilometer krijg ik het plotseling zwaar. Het stuk is vrij vlak en ik wil voluit lopen. Maar het zit er niet meer in. De stukken omhoog wandel ik, iets waar mijn veeleisende oudermodus het totaal niet mee eens is: Kom op, dat laatste stukje kun je toch nog wel even rennen? Het is een mentale strijd. Ik kan nu heel stoer zeggen dat deze gewonnen wordt door mijn gezonde volwassene, maar de waarheid is dat ik het liefst naar mijn oudermodus had geluisterd. Het lukte gewoonweg niet meer om ook de stukken bergop rennend af te leggen. Uiteindelijk finish ik blij en voldaan na bijna 9,5 uur trailrunnen.
En hoe heb ik het nu eigenlijk gedaan, gelet op het practice what you preach-principe? Mijn oudermodus zou zeggen dat ik niet alles vanuit de gezonde volwassene en het vrije kind heb gelopen. Maar mijn gezonde volwassene is een stuk milder en vindt dit meer dan goed genoeg.